Wenst een vastgoedvennootschap te doteren aan de herinvesteringsreserve? Dan moet sprake zijn van een bedrijfsmiddel. Bij twijfel of vastgoed een bedrijfsmiddel is, kunnen feiten en omstandigheden na aankoop licht werpen op de bedoeling van de vennootschap het vastgoed aan te schaffen.
Een vastgoedvennootschap had diverse panden in eigendom. Die panden verhuurde de vastgoedvennootschap en verkocht ze na enige tijd door. In 2011 ontstond discussie over de vraag of het verkochte vastgoed een bedrijfsmiddel of voorraad vormde. In hoger beroep is bij Hof Amsterdam voor 2011 de toevoeging aan de HIR in geschil en de toepassing van de foutenleer voor de dotatie aan de HIR in 2010.
Bewijslast voor kwalificatie vastgoed
De vastgoedvennootschap erkent dat de HIR alleen geldt voor panden die als bedrijfsmiddel hebben te gelden. Soms is sprake van een grensgeval. Dan kunnen volgens het hof omstandigheden na aankoop van het vastgoed licht werpen op de intentie waarmee het vastgoed is aangekocht. Als het de bedoeling is het vastgoed na korte tijd weer te verkopen, dan kan de vastgoedvennootschap daarop de HIR niet toepassen.
Bij tijdelijke verhuur niet per definitie bedrijfsmiddel
Tijdelijke verhuur van vastgoed maakt vastgoed nog niet een bedrijfsmiddel. Aankoop van een pand in verhuurde staat betekent volgens het hof niet dat de inspecteur dan de bewijsplicht heeft om aan te tonen dat sprake is van voorraad. Het is telkens de vastgoedvennootschap die aan moet tonen gekocht vastgoed niet als voorraad te willen gebruiken. Het hof is het wel met de vastgoedvennootschap eens dat bij aankoop van vastgoed in verhuurde staat het niet nodig is extra bewijs voor de verhuur te verlangen. Zeker niet als de verhuur na aankoop doorloopt.
Foutenleer ook bij foutieve dotatie HIR van toepassing
Enkele panden waren in 2010 verkocht en dotatie aan de HIR vond daarom in 2010 plaats. De navorderingstermijn voor 2010 was verstreken. Desalniettemin wil de inspecteur op grond van de foutenleer de dotatie in 2010 terugdraaien. Het hof accepteert het beroep op de foutenleer. Een fout kan de Belastingdienst ook nog in 2011 herstellen. Ook als het verkeerd gekwalificeerd vastgoed niet meer in het eindvermogen op de balans in 2010 zichtbaar is. Zie voor de foutenleer uitgebreider: ‘De foutenleer ofwel de rechter als fiscale wetgever.’
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 27 februari 2020 (gepubliceerd 20 mei 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1237
Geef een reactie