Hof Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse insteller van een SPF naar het recht van Curaçao de beschikking over het ingebrachte vermogen heeft behouden. De Belastingdienst heeft daarom het ingebrachte vermogen terecht tot de rendementsgrondslag van de oprichter gerekend.
Een erflater richtte op 30 december 2013 een Stichting Particulier Fonds (SPF) op naar het recht van Curaçao. Het vermogen van de SPF bestond alleen uit een bankrekening met daarop een saldo van € 135.000. Bestuurder van de SPF was een op Curaçao gevestigde nv. In de aangifte 2014 van de erflater was het bedrag van € 135.000 niet als vermogen in box 3 aangegeven. De Belastingdienst heeft bij de aanslagoplegging voornoemd bedrag wel tot box 3 gerekend.
Het geschil
Bij Hof Amsterdam is in geschil of het in de SPF gestorte bedrag van € 135.000 bij de erfgenamen behoort tot de rendementsgrondslag.
Rol gemachtigde
Het hof constateert dat de gemachtigde diverse hoedanigheden had. Zo was hij erfgenaam, begunstigde van het vermogen in de SPF en executeur-testamentair van de nalatenschap. Hij had namens de erflater de SPF ingesteld en was een bestuurder van de nv (bestuurder) van de SPF. Daarbij was hij ook nog bewindvoerder van erflater geweest en heeft namens erflater de ‘letter of wishes’ van de SPF ondertekend. De bankrekening waar vandaan het bedrag van € 135.000 was gestort was een en/of-rekening van de gemachtigde en erflater. De gemachtigde beheerde deze rekening en bleef dat doen. Ook nadat de rekening op naam van de SPF was gezet. De nv als bestuurder van de SPF kon geen beheershandelingen verrichten ten aanzien van die rekening.
SPF niet onafhankelijk
Hoewel formeel de insteller de SPF niet kon dwingen iets te doen, blijkt dat in de praktijk anders te zijn vanwege de rol van de gemachtigde. Vanaf de oprichting van de SPF heeft het essentiële discretionaire karakter van de rechtsfiguur ontbroken. Het hof concludeert dat de erfgenamen de beschikking over de gelden in de SPF bleven behouden. De inspecteur heeft het ingebrachte bedrag daarom terecht tot de rendementsgrondslag van de erfgenamen gerekend.
Wet: art. 5.2 Wet IB 2001
Geef een reactie