Als in een Liechtensteinse Stiftung afgezonderd vermogen discretionair vermogen is, is een schenking door de Stiftung een fictieve schenking door de (erfgenamen van de) instellers.
Een kleinkind heeft uit de door de grootouders ingestelde Liechtensteinse trust een schenking ontvangen van € 627.008. In deze zaak gaat het om de vraag of sprake is van discretionair vermogen (stelling kleinkind) of niet-discretionair vermogen (stelling Belastingdienst) van de Stiftung. Bij discretionair vermogen wordt dit toegerekend aan de (erfgenamen van de) instellers. Kenmerkend voor discretionair vermogen is dat de insteller van de Stiftung kan bepalen wat er met vermogen moet gebeuren. Bij niet-discretionair vermogen is dat niet het geval. Is het niet-discretionair dan wordt het aandeel van het vermogen dat toekomt aan de niet-discretionair aangewezen gerechtigde toegerekend aan die gerechtigde. Die gerechtigde heeft dan juridisch afdwingbare rechten op de Stiftung.
A-G: vermogen Stiftung is discretionair
A-G IJzerman is van mening dat het vermogen in de Stiftung discretionair is. Het vermogen moet worden toegerekend aan de (erfgenamen van de) grootouders. De Stiftung is opgericht in 1994. De grootouders verliezen alle zeggenschap over de door hen ingebrachte gelden in de Stiftung. Het bestuur van de Stiftung kan naar eigen inzicht over het vermogen van de Stiftung beschikken. Ook kunnen de erfgenamen van de ouders (van de kleinkinderen) geen enkele aanspraak doen gelden ten opzichte van de Stiftung. Wel hebben de grootouders een ‘Letter of Wishes’ ondertekend. Daarin adviseren de grootouders het vermogen voor gelijke delen aan hun kleinkinderen toe te wijzen. Het bestuur kan hiervan afwijken. In navolging van het hof is de A-G van mening dat de kleinkinderen hier geen concrete, juridisch afdwingbare rechten hadden op het vermogen van de Stiftung. Een schenking uit de Stiftung is daarom een fictieve schenking van de ouders aan hun kind (het kleinkind van de instellers). De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wet: art. 17 SW en art. 2.14a Wet IB
Geef een reactie