Als een bv een dochtervennootschap verkoopt, kan zij bedingen dat de koper (een deel van) de verkoopprijs in termijnen betaalt. Daarbij kunnen de partijen afspreken dat het aantal en de hoogte van deze termijnen afhankelijk is van latere resultaten van deze dochter-bv. In deze situatie spreekt men van een ‘earn-out’.
Verkoopsom in termijnen
De exacte werking van een ‘earn-out’ komt in beginsel tijdens de verkooponderhandelingen tot stand. Vaak zal de moedermaatschappij in ieder geval een deel van de verkoopsom willen ontvangen bij de overdracht van de aandelen. De koper zal in latere perioden de aanvullende termijnen betalen. Ook het aantal en de hoogte van deze termijnen wordt met onderhandelen bepaald. Het ligt wel voor de hand daarbij te kijken naar resultaten in het verleden en de toekomstige winstverwachtingen.
Verlies
De partijen bij de verkoopovereenkomst kunnen afspreken dat het termijnbedrag een bepaald percentage is van het resultaat. In dit geval kan het gebeuren dat in verliessituaties de verkoper een negatieve termijn ontvangt, of beter gezegd dat hij een betaling verricht aan de koper. Als de verkoper dit risico wil vermijden kan hij bedingen dat het variabele deel van het termijnbedrag een minimum kent. De koper kan zijn risico’s beperken door te bedingen dat het variabele deel een maximum kent.
Deelnemingsvrijstelling
Als een bv minstens 5% van de aandelen in een andere bv heeft, kwalificeert het aandelenbelang als een deelneming. Het resultaat op een verkoop van een deelneming valt onder de deelnemingsvrijstelling. In het verleden moesten de partijen bij een ‘earn-out’ een redelijke schatting maken van het bedrag dat de verkoper in totaal aan termijnen zou ontvangen. De verkoper moest voor de berekening van het resultaat dat onder de deelnemingsvrijstelling viel dit geschatte bedrag aan te ontvangen termijnen optellen bij zijn behaalde verkoopresultaat. Bleek naderhand dat de nagekomen termijnen meevielen of tegenvielen, dan viel dit voordeel/ nadeel buiten de deelnemingsvrijstelling.
‘Earn-out’-regeling
Sinds 1 januari 2002 geldt in de vennootschapsbelasting de ‘earn-out’-regeling. Deze regeling stelt dat waardeveranderingen van het recht op de ‘earn-out’-termijnen bij de verkoper vallen onder de deelnemingsvrijstelling. De daarmee corresponderende waardeverandering van de ‘earn-out’-verplichting bij de koper valt ook onder de deelnemingsvrijstelling.
Oprenting
In een zaak voor Rechtbank Arnhem kwam de vraag naar voren of de waardeveranderingen van een ‘earn-out’-verplichting ook onder de deelnemingsvrijstelling vallen als zij ontstaan door oprenting. Het betrof een bv die een deelneming had gekocht en een deel van de verkoopprijs in winstafhankelijke termijnen moest betalen. De bv had de hoogte van deze nabetalingsverplichting berekend aan de hand van de minimumkoopprijs, een geschat verloop van de jaarlijkse betalingen en een rekenrente van 5%. Na een jaar verhoogde de koper haar nabetalingsverplichting met een oprentingslast. De koper wilde deze oprentingslast aftrekken, maar de inspecteur stelde dat deze last ook onder de deelnemingsvrijstelling viel. De rechtbank bevestigde het standpunt van de fiscus. De koper kon de oprenting dus niet aftrekken.
Wet: artikel 13, zesde lid Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 14 april 2012 (gepubliceerd 20 april 2012), LJN: BQ1937
Geef een reactie