Staatssecretaris Van Rij stuurt de Tweede Kamer het voorstel van wet Fiscale verzamelwet 2024 en het nader rapport. Het is voor de meeste maatregelen in dit wetsvoorstel ‘wenselijk’ dat ze per 1 januari 2024 in werking treden.
Dit wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:
Aanpassen definitie zonnecelauto’s
Voorgesteld wordt de voor de bijtelling geldende definitie aan te scherpen zodat alleen relatief zuinige auto’s met een relatief groot oppervlak aan zonnepanelen in aanmerking komen voor de korting op de bijtelling zonder cap. De voorgestelde aanpassing van de definitie, die in beginsel uitsluitend geldt voor nieuwe auto’s van de zaak, heeft tot gevolg dat niet langer het criterium is of de zonnepanelen een vermogen hebben van ten minste 1 kilowattpiek, maar dat sprake moet zijn van in het voertuig geïntegreerde zonnepanelen waarbij het vermogen van de zonnepanelen in wattpiek gedeeld door het verbruik in wattuur per kilometer ten minste 7 is.
Codificatie goedkeuring beleidsbesluit leefvervoer
Deze maatregel betreft codificatie van een in een beleidsbesluit opgenomen goedkeuring vooruitlopend op een mogelijke wetswijziging met betrekking tot het onbelast kunnen verstrekken, vergoeden dan wel ter beschikking stellen van zogenoemd leefvervoer door het UWV. Voor de verstrekking van leefvervoer via het UWV geldt vooralsnog geen vrijstelling in de Wet IB 2001. Met de voorgestelde codificatie van de genoemde goedkeuring wordt een dergelijke wettelijke vrijstelling ingevoerd. In een beleidsbesluit is een goedkeuring opgenomen om te voorkomen dat een gerechtigde tot de vervoersvoorziening vanuit het UWV, gericht op vervoer van en naar werk of opleiding, verplicht wordt om langs twee instanties te gaan. De vrijstelling geldt voor maximaal 2.000 leefkilometers per kalenderjaar. Dit is gelijk aan het maximum dat gemeenten en het UWV hanteren bij de toekenning van leefvervoer.
Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid
Bij een overschrijding van de afkoopgrens – ongeacht de grootte daarvan – diende over de waarde in het economische verkeer van de volledige afkoop revisierente te worden betaald. Belastingplichtigen hebben in dat kader verzoeken gedaan om toepassing van de hardheidsclausule. Naar aanleiding daarvan is vooruitlopend op wetgeving bij beleidsbesluit bepaald dat alleen revisierente is verschuldigd over het bedrag waarmee de afkoopgrens wordt overschreden. Daarmee is een voor-zoverbenadering gerealiseerd. Dit betekent dat alleen revisierente is verschuldigd over het deel van de waarde in het economische verkeer van de afkoop dat uitgaat boven de afkoopgrens. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld deze maatregel te codificeren.
Afzonderlijke bankvergunning groen beleggen
Het wordt mogelijk voor hoofdbanken om via een specifiek daarop ingericht onderdeel binnen de eigen organisatie de activiteiten van een groenbank te verrichten. Die activiteiten hoeven daarmee, vanwege de hoofdzakelijkheidseis, niet langer in een dochteronderneming, met eigen bankvergunning, te worden ondergebracht door de hoofdbank.
Aanpassen giftenaftrek en anbi-regelgeving
Giften in natura met een waarde in het economische verkeer van in totaal meer dan € 10.000 komen uitsluitend voor aftrek in aanmerking als er een objectieve waardebepaling heeft plaatsgevonden die is opgenomen in een onafhankelijk taxatierapport of volgt uit een factuur. Indien de inspecteur daarom vraagt, dienen het taxatierapport of de factuur te kunnen worden overlegd. Voorgesteld wordt bij ministeriële regeling regels te stellen met betrekking tot het taxatierapport, onderscheidenlijk de factuur en – net als voor de onderhandse akte – regels te stellen aan de notariële akte. De ondergrens van € 10.000 geldt afzonderlijk voor de andere giften in natura enerzijds en voor periodieke giften in natura anderzijds. De ondergrens van € 10.000 is van toepassing per belastingplichtige. Als sprake is van een fiscaal partnerschap geldt een ondergrens van € 20.000 voor het gezamenlijke bedrag aan andere giften in natura onderscheidenlijk periodieke giften in natura voor de belastingplichtige en zijn partner tezamen.
Rechtsbescherming ter zake van bij voorlopige aanslag IB of Vpb gegeven beschikking belastingrente
Voorgesteld wordt om de termijn aan te passen waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt tegen een afwijzing van een verzoek om herziening van de beschikking belastingrente waarvan een bedrag is opgenomen op het aanslagbiljet van de voorlopige aanslag voor de IB of Vpb, waardoor altijd gedurende een termijn van ten minste zes weken bezwaar kan worden gemaakt. De aanleiding daarvoor is dat in de praktijk is gebleken dat in sommige gevallen niet of korter dan zes weken bezwaar openstaat tegen een bij voorlopige aanslag gegeven beschikking belastingrente.
Volgens het kabinet is het onwenselijk dat het kan voorkomen dat een belastingplichtige niet of korter dan zes weken de mogelijkheid heeft om op te komen tegen een beschikking belastingrente. Daarom wordt voorgesteld, zowel voor de IB als voor de Vpb, te bepalen dat de termijn voor het instellen van bezwaar tegen de voor bezwaar vatbare beschikking waarbij een verzoek om herziening van de beschikking belastingrente geheel of gedeeltelijk is afgewezen ten minste zes weken bedraagt. Een verzoek om herziening kan worden gedaan tot zes weken na de dag van dagtekening van de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend.
Codificatie goedkeuring toepassing heffingskortingen voor uitgezonden ambtenaren
Deze maatregel betreft een codificatie van een in een beleidsbesluit opgenomen goedkeuring. Deze goedkeuring ziet op het in de loonbelasting in aanmerking kunnen nemen van heffingskortingen voor uitgezonden ambtenaren. Voor de loonbelasting geldt dat een inhoudingsplichtige bij de berekening van de verschuldigde belasting voor werknemers die niet in Nederland en ook niet in de zogenoemde landenkring wonen geen rekening mag houden met de heffingskortingen. Als de werknemer niet in Nederland, maar wel in de zogenoemde landenkring woonachtig is, mag alleen rekening worden gehouden met de arbeidskorting. Dit geldt ook voor uitgezonden ambtenaren.
Uitsluiting aftrek bronbelasting op dividenden voor buitenlandse vennootschapsbelastingplichtigen met een aanmerkelijk belang
Voor de bepaling van de winst van buitenlandse Vpb-plichtigen met een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap werkt de uitsluiting van de aftrek onbedoeld niet door omdat het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang wordt opgevat en berekend volgens de regels van de IB. De IB kent echter geen regels omtrent de (uitsluiting van) aftrek van bronbelasting omdat natuurlijke personen niet belastingplichtig zijn voor de bronbelasting. Voorgesteld wordt deze aftrekuitsluiting alsnog te regelen voor de Vpb.
Technische aanpassingen in de dividendbelasting en de bronbelasting
Met ingang van 1 januari 2024 worden dividenden – naast renten en royalty’s – onder de reikwijdte van de Wet bronbelasting 2021 gebracht. Voorgesteld wordt ook voor de bronbelasting de groep van inhoudingsplichtigen voor dividenden uit te breiden met de omgekeerde hybride lichamen.
Verduidelijken indexatie woningwaardegrens voor overdrachtsbelasting
De voorgestelde wijziging in de Wet op belastingen van rechtsverkeer betreft een verduidelijking in de indexatiebepaling voor de woningwaardegrens van de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd. De wijziging regelt dat de geïndexeerde woningwaardegrens niet één jaar voordat deze van toepassing is in de wet wordt opgenomen, maar dat deze alleen één jaar van tevoren bekend wordt gemaakt. De bekendmaking van de grens voor het daaropvolgende kalenderjaar vindt jaarlijks plaats in de bijstellingsregeling, waarbij een inwerkingtreding van 1 januari van het daaropvolgende jaar wordt gehanteerd. Dit zorgt ervoor dat in de wettekst de geldende grens van het betreffende kalenderjaar zichtbaar is, terwijl de nieuwe grens voor het daaropvolgende kalenderjaar al wel bekend is
Aftrekbeperking btw voor de horeca
Vooruitlopend op wetgeving is goedgekeurd dat een ondernemer de btw in aftrek mag brengen die aan hem in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken, mits deze ondernemer de verstrekking niet afneemt als eindverbruiker en hij op zijn beurt de spijzen en dranken tegen vergoeding verstrekt aan een ander en daarvoor btw in rekening brengt. Met dit wetsvoorstel wordt deze goedkeuring gecodificeerd in de Wet OB 1968.
Verlaagd btw-tarief voor opfok- en opkweekdiensten
De Btw-tarievenrichtlijn verruimt de mogelijkheden voor de lidstaten om het verlaagde btw-tarief toe te passen op de levering van bepaalde goederen en diensten. De lidstaten hebben onder meer de mogelijkheid gekregen het verlaagde btw-tarief ook toe te passen bij opfokdiensten voor paarden die normaal niet bestemd zijn voor gebruik in de landbouw. Hierdoor kan een reeds sinds 2005 bestaande goedkeuring integraal worden opgenomen in de Wet OB 1968. De codificatie van de genoemde goedkeuring is technisch van aard. Hierdoor verandert er voor de praktijk niets.
Facturering grootverbruikers in het kader van de EB
De wijze waarop in de praktijk energie wordt gefactureerd verschilt tussen kleinverbruikers en grootverbruikers. Door de voorgestelde wijziging van het begrippenkader kan een factureringswijze met voorschotten bij grootverbruikers er niet meer toe leiden dat de verbruiksperiode wordt verkort.
Aanpassen kring belastingplichtigen verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
De wet beperkt de kring van belastingplichtigen op dit moment tot degene die de alcoholvrije dranken fysiek voorhanden heeft. Voorgesteld wordt om de belastingplicht uit te breiden naar ‘enige andere persoon die is betrokken bij het voorhanden hebben ervan’.
Ontvlechting Belastingdienst, Douane en Toeslagen
Om de ontvlechting beter tot uitdrukking te laten komen en de onafhankelijke(re) rol van het bestuursorgaan te benadrukken, wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld om de wettelijke naam te veranderen naar Dienst Toeslagen.
Kan-bepaling voor het elektronisch berichtenverkeer
Met de inwerkingtreding van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst per 1 november 2015 kennen de verschillende algemene wetten – de AWR, de Invorderingswet 1990 (IW 1990) en de Awir – een stellig geformuleerde delegatiebepaling met betrekking tot de wijze waarop het elektronisch berichtenverkeer met de Belastingdienst plaatsvindt. Die stellige formulering kan zo worden opgevat dat in de betreffende ministeriële regeling – de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (Regeling EBV) – uitputtend wordt beschreven hoe dat berichtenverkeer plaatsvindt. Dit zorgt voor onduidelijkheid die om verschillende redenen tot praktische problemen kan leiden.
De ontstane onduidelijkheid wil het kabinet wegnemen door de huidige stellige formulering van de betreffende delegatiebepalingen te vervangen door een facultatieve formulering. Dat betekent dat de Minister van Financiën regels aangaande de wijze waarop het elektronisch berichtenverkeer plaatsvindt kan stellen, en dat dus niet per se hoeft te doen.
Herstel onbedoelde onjuistheid in de belastingrente
Met ingang van 1 januari 2010 is met betrekking tot conserverende aanslagen een aantal artikelen in de Wet IB 2001 aangepast. Abusievelijk is echter de in de AWR opgenomen verwijzing naar de aangepaste artikelen op basis waarvan tot dat moment in dergelijke gevallen geen heffingsrente (tot en met 31 december 2012) of belastingrente (met ingang van 1 januari 2013) werd berekend, niet aangepast. Het gevolg hiervan is dat op grond van een grammaticale uitleg van de wet vanaf 1 januari 2010 heffingsrente (en vanaf 1 januari 2013 belastingrente) verschuldigd zou zijn in de gevallen waaraan in de betreffende bepaling wordt gerefereerd, terwijl dat vóór de genoemde wetswijziging niet het geval was en ook niet is beoogd. Het gaat hierbij om de overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en de vererving van aanmerkelijkbelangaandelen. Ook ten aanzien van de overgang krachtens schenking op een niet in Nederland wonende verkrijger is het nooit de bedoeling geweest heffingsrente of belastingrente te rekenen. Op dit moment rekent de Belastingdienst in de hiervoor genoemde gevallen ook geen belastingrente. Voorgesteld wordt de gesignaleerde onjuistheid in de wet te herstellen door de verwijzing aan te passen. Hiermee wordt de huidige praktijk waarin in de genoemde gevallen géén belastingrente wordt gerekend, wetstechnisch bestendigd.
Aanpassen fiscaal verschoningsrecht
Het kabinet stelt een aangepaste maatregel voor, die vanwege het gelijkluidende verschoningsrecht ook zal gelden voor de BES-eilanden. Richtinggevende jurisprudentie van de HR over duiding van het verschoningsrecht wordt gecodificeerd. Hiermee wordt ook buiten twijfel gesteld dat het kabinet geen andere invulling van het verschoningsrecht voor ogen heeft dan de HR. Codificatie komt het kabinet ook gepast voor gelet op de fundamentele aard van het verschoningsrecht, aan welk recht het kabinet als gezegd veel belang hecht, te meer nu de HR in dat recht het ‘zwaarwegende’ en het ‘aanzienlijke’ belang onderkent van vertrouwelijke correspondentie met bepaalde personen. Het verschoningsrecht in het fiscale domein wordt aldus inhoudelijk ongemoeid gelaten. Daarmee blijft het verschoningsrecht in het fiscale domein ook in lijn met de wijze waarop dat in andere rechtsgebieden wordt uitgelegd
Voorgesteld wordt te expliciteren dat de betrokkenheid van een verschoningsgerechtigde de belastingplichtige niet ontslaat van het nakomen van de informatieverplichtingen die hij ook zonder de vertrouwelijke betrokkenheid van de verschoningsgerechtigde jegens de inspecteur heeft. Dat heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat een belastingplichtige in een discussie met de inspecteur of in een rechterlijke procedure niet als argument om te weigeren kan aandragen dat hij een verschoningsgerechtigde in de arm heeft genomen. Het ongemoeid laten van het verschoningsrecht van verschoningsgerechtigden en tegelijk verduidelijken van de omvang van het weigeringsrecht van de belastingplichtige sluit naar het oordeel van het kabinet ook beter aan bij het uitgangspunt dat het de belastingplichtige is die de relevante informatie moet verstrekken en niet een derde, zoals een verschoningsgerechtigde. Het voorstel laat overigens onverlet dat de inspecteur een aan de verschoningsgerechtigde gerichte civiele vordering om informatie over te leggen bij de burgerlijke rechter (als ‘restrechter’) kan aanbrengen.
Aanpassing gewichtscategorieën Wet vrachtwagenheffing
Het betreft enkel technische aanpassingen
Redactionele wijzigingen in de Wet op de accijns
De wijzigingen in de Wet op de accijns zijn alleen redactioneel van aard.
Bron: Wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2024, Ministerie van Financien, 14 april 2023
Symposium Fiscale actualiteiten
Sdu organiseert in samenwerking met de vaksectie Belastingrecht van de Radboud Universiteit Nijmegen het inmiddels traditionele symposium rondom Fiscale actualiteiten. Dit symposium biedt de mogelijkheid voor debat met wetenschappers en praktijkfiscalisten rondom de besproken thema’s en stelt je in staat om informeel contacten te leggen en te onderhouden met collega’s uit de regio. Kortom, een bijeenkomt welke je als fiscale professional niet mag missen!
Geef een reactie