De staatssecretaris van Financiën heeft zijn cassatieberoep tegen een hofuitspraak, waarin de heffing van belastingrente werd beperkt, ingetrokken. Voor deze keer berust hij in het beroep op het vertrouwensbeginsel. Maar hij kondigt ook aan dat in vergelijkbare gevallen hij geen beroep op begunstigend beleid accepteert.
De desbetreffende zaak zag op een B.V. die een voorlopige aanslag had betaald, die vervolgens tot nihil was gebracht zonder dat de B.V. de betaalde belasting terugkreeg. Toen de latere definitieve aanslag hoger bleek te zijn, vond een verrekening plaats. Door deze gang van zaken was echter belastingrente in rekening gebracht over een periode waarin de belastingdienst geen rentenadeel leed. De B.V. deed een geslaagd beroep voor Hof Den Haag op het vertrouwensbeginsel en kreeg een deel van de betaalde belastingrente terug. Zie ‘Voorlopige aanslag beperkt belastingrente’ voor meer informatie over deze zaak.
Geen beleid
De staatssecretaris van Financiën was aanvankelijk in cassatie gegaan tegen de hofuitspraak, maar heeft zijn cassatieberoep ingetrokken. In deze specifieke zaak kan hij zich voorstellen dat bepaalde openbaar gemaakte passages uit verslagen van het landelijk vaktechnisch overleg vertrouwen hebben opgewekt bij de B.V. Deze passages bevatten volgens de staatssecretaris echter en onjuiste wetsinterpretatie. Bovendien waren deze mededelingen niet bedoeld als beleidsmatige uitspraak, maar zijn ze vanwege een Wob-verzoek openbaar gemaakt. De staatssecretaris stelt dat de wet toestaat dat de inspecteur belastingrente berekent over een periode waarin hij geen rentenadeel heeft geleden. De staatssecretaris vindt het niet gewenst dat men van deze regeling afwijkt. Hij stelt dat belastingplichtigen het in rekening brengen van belastingrente kunnen voorkomen of beperken door een juiste voorlopige aangifte in te dienen. Daarbij hebben zij hun eigen verantwoordelijkheid. De staatssecretarisstelt daarom dat voor vergelijkbare gevallen waarin de aanslagen (met rente) zijn opgelegd vanaf 7 juni 2017 een beroep op begunstigend beleid niet mogelijk is. In die gevallen is namelijk volgens hem conform de wet en zijn beleid terecht rente in rekening gebracht.
Wet: art. 15 en 30fc AWR en art. 1:3, vierde lid Awb
Meer informatie: Ministerie van Financiën 22 mei 2019
Geef een reactie