Rechtbank Breda heeft zes navorderingsaanslagen inkomsten- en vermogensbelasting vernietigd. De inspecteur had deze opgelegd met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar voor verzwegen buitenlands inkomen.
De inspecteur kwam in januari 2003 achter het bestaan van drie buitenlandse bankrekeningen van een inwoner van Nederland. In augustus 2003 had hij echter maar voor één van die rekeningen navraag gedaan bij de buitenlandse fiscus. In 2004 kwam de inspecteur achter de fout. In juni van dat jaar verstuurde hij daarom een tweede informatieverzoek voor de andere buitenlandse rekeningen. De rechter vond dat door de onvolledigheid van het eerste informatieverzoek een (aanzienlijke) vertraging was ontstaan, die niet noodzakelijk was. Dit hield in dat alle navorderingsaanslagen kwamen te vervallen, evenals de berekende heffingsrente.
Regels Hoge Raad
Deze zaak was eerder al voorgelegd aan de Hoge Raad. Die had over de verlengde navorderingstermijn vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Naar aanleiding van de uitspraak van het Europese Hof in juni 2009 heeft de Hoge Raad in februari 2010 een aantal regels geformuleerd.
- Als de inspecteur niet beschikt over aanwijzingen van het bestaan van buitenlandse spaartegoeden, mag hij navorderen met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar.
- Als de inspecteur wel beschikt over dergelijke aanwijzingen, mag de navorderingstermijn langer zijn dan de standaardtermijn van vijf jaar in binnenlandse verhoudingen, maar er zijn wel grenzen. De verlenging van de navorderingstermijn mag niet langer duren dan de tijd die de inspecteur redelijkerwijs nodig heeft om de informatie te verzamelen die nodig is om de verschuldigde belasting te kunnen berekenen. Bovendien moet de inspecteur vervolgens de aanslag met redelijke voortvarendheid vaststellen en opleggen.
- Het maakt niet uit of de inspecteur de verzwegen informatie ontvangt binnen of buiten de standaard navorderingstermijn van vijf jaar en ook niet of Nederland wel of niet een verdrag heeft met het andere land voor de uitwisseling van informatie voor de belastingheffing.
Wet: artikel 16, lid 4 AWR
Meer informatie: Rechtbank Breda, 2 maart 2011 (publicatie 22 november 2011), LJN: BU5272
Geef een reactie