Een belastingplichtige heeft ten tijde van de ondertekening van een vaststellingsovereenkomst zekerheid over zowel de hoogte van het te betalen bedrag als de wijze waarop het te betalen bedrag van hem wordt gevorderd. Daarom geldt dat moment als toetsingsmoment voor de beoordeling van de vraag of de fiscus de navorderingsaanslag voortvarend heeft vastgesteld.
Een belastingplichtige nam het standpunt in dat de inspecteur een navorderingsaanslag inkomstenbelasting niet voldoende voortvarend had vastgesteld. De inspecteur had die belastingplichtige precies 1 maand na ontvangst van een ‘Verklaring vrijwillige verbetering buitenland vermogen’ verzocht om nader informatie. Na ontvangst van schriftelijk reacties op 13 juni 2010 en 22 augustus 2010 stuurde de inspecteur op 10 november 2010 een vaststellingsovereenkomst (vso) naar de belastingplichtige met een overzicht van de gemaakte afspraken. De vso was op 10 december 2010 ondertekend door de belastingplichtige, maar pas op 22 december 2011 was met de ontvangst van een betalingsherinnering de navorderingsaanslag bij de belastingplichtige bekend geworden. De vraag was welk moment als toetsingsmoment moest dienen voor de beantwoording van de vraag of de inspecteur voldoende voortvarend te werk was gegaan. Volgens de belastingplichtige was dat het moment waarop de navorderingsaanslag aan hem was bekend gemaakt. Het hof besliste dat de dag waarop de vso tot stand was gekomen, namelijk 10 december 2010, als toetsingsmoment moest dienen. Omdat het hof was uitgegaan van die dag kon niet worden gezegd dat de inspecteur de navorderingsaanslag niet voortvarend had voorbereid en vastgesteld.
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 2 mei 2014 (gepubliceerd op 5 juni 2014), ECLI:NL:GHDHA:2014:1680
Geef een reactie