Als de inspecteur in een bepaald jaar een correctie aanbrengt op een aftrekpost in de aangifte, maar de aftrek in de aangifte van een later jaar gewoon accepteert, begaat hij daarmee volgens de Hoge Raad geen ambtelijk verzuim. Als de inspecteur naderhand merkt dat de opgegeven aftrekpost opnieuw onjuist is, mag hij dan ook navorderen.
Dit bleek nadat in de voorafgaande procedure voor Rechtbank Den Haag de rechter oordeelde dat de inspecteur over het jaar 2007 geen inkomstenbelasting mocht navorderen. Deze navordering vloeide namelijk voort uit een correctie die de inspecteur alsnog wilde aanbrengen in de eigenwoningaftrek, de scholingsuitgaven en de giften. De rechtbank vond echter dat hier geen sprake was van een nieuw feit, omdat de Belastingdienst bij de aangifte inkomstenbelasting 2005 al vragen had gesteld over deze posten. De belanghebbende had deze vragen toen niet beantwoord en geen bewijzen geleverd voor de aftrekposten. Door de aangifte over 2007 gewoon te volgen, had de inspecteur volgens de rechtbank een ambtelijk verzuim begaan. Zowel Hof Den Haag als de Hoge Raad was het oneens met de zienswijze van de rechtbank. De gang van zaken impliceerde op zich geen ambtelijk verzuim nu de Belastingdienst een aangifte volgde, waarin de belastingplichtige soortgelijke aftrekposten opgaf. Omdat de inspecteur na het opleggen van de primaire aanslag over 2007 achter nieuwe feiten was gekomen, mocht hij de te weinig betaalde belasting navorderen.
Wet: artikel 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2706
Geef een reactie