Hoeft de inspecteur voor het regelen van de aanslag inkomstenbelasting alleen het IB-dossier van de belastingplichtige te raadplegen of moet hij ook diens erfbelastingdossier checken? In beginsel niet, zo oordeelt Hof Den Bosch.
Een vrouw was getrouwd met een man die zijn onderneming had ingebracht in een B.V. De aandelen in deze B.V. behoorden tot de huwelijksgemeenschap. Toen de vrouw overleed dienden haar erfgenamen een F-biljet in. Daarbij gaven ze geen inkomen uit een fictieve vervreemding van een aanmerkelijk belang (ab) op. Toen de inspecteur daarover vragen stelde, antwoordde de erfgenamen dat zij verzochten om doorschuiving van de ab-claim over het ondernemingsvermogen.
Naderhand legde de inspecteur een navorderingsaanslag op, omdat de B.V. ook nog beleggingsvermogen bezat waarover de ab-claim niet was door te schuiven. Volgens de erfgenamen beschikte de inspecteur niet over een nieuw feit om kunnen navorderen. Maar Hof Den Bosch zag dat anders. In beginsel mag de Belastingdienst vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte. Hij hoeft niet andere dossiers in te zien, zoals de aangifte inkomstenbelasting van de partner of van de aangifte erfbelasting. Als de aangifte aanleiding geeft tot twijfel over de juistheid ervan, moet de inspecteur wel meer onderzoek doen. Maar in dit geval had de aangifte een correcte indruk gemaakt. Volgens het hof mocht de fiscus rekening houden met de mogelijkheid dat geen sprake was van een belast inkomen uit ab. De fiscus mocht navorderen, al verlaagde het hof wel de hoogte van de aanslag.
Wet: artikel 4.17a Wet IB 2001 en artikel 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch 6 oktober 2017 (gepubliceerd 18 oktober 2017), ECLI:NL:GHSHE:2017:4291
Geef een reactie