Als de inspecteur merkt dat een belastingplichtige contante stortingen op een bankrekening doet zonder dat de herkomst van de bedragen duidelijk is, kan de inspecteur hieruit het vermoeden ontlenen dat deze belastingplichtige inkomen uit een onbekende bron van inkomen geniet. Tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat geen sprake is van zo’n onbekende bron van inkomen, mag de Belastingdienst volgens Hof Den Haag over dit inkomen belasting heffen.
In de zaak voor het hof had een man in de maanden januari tot en met oktober 2012 op een tweetal banken contante stortingen gedaan. Ook stortte de man een bedrag dat loon over december 2012 zou zijn. De inspecteur wist echter voor de rechtbank aannemelijk te maken dat de man niet in dienstbetrekking was bij de werkgever die de man noemde. Deze werkgever was namelijk een vennootschap die maar een paar maanden bestond. Op de loonstrook van de man stond bovendien een loonbelastingnummer dat niet van die vennootschap was. Het hof vond dat de inspecteur ervan mocht uitgaan dat sprake was van een onbekende bron van inkomen, waarover hij inkomstenbelasting kon heffen. De man probeerde tegenbewijs te leveren, maar met beperkt succes. Hij had geen bewijs voor zijn stelling dat hij het geld van de stortingen had geleend van vrienden en kennissen. Wel wist hij aannemelijk te maken dat hij een bedrag van € 8.900 in contanten had gekregen van een opdrachtgever om dit over te maken op de rekening van een ander. Het hof verminderde daarom de aanslag met € 8.900.
Meer informatie: Hof Den Haag, 28 september 2016 (gepubliceerd 21 oktober 2016), ECLI:NL:GHDHA:2016:3025
Geef een reactie