Als een belastingadviseur voor veel cliënten een onjuiste aangifte indient en de fiscus dit naderhand merkt, zal de inspecteur de eerder conform de aangifte vastgestelde aanslagen moeten herrekenen. De kosten die daarmee gepaard gaan, mag hij van Hof Arnhem-Leeuwarden niet vorderen van de frauderende belastingadviseur.
In beginsel mag de Belastingdienst op grond van het privaatrecht schade als gevolg van een onrechtmatige daad verhalen op de dader. Hierbij mag echter geen sprake zijn van een onaanvaardbare doorkruising van privaat- en publiekrecht. In de zaak voor het hof was wel zo’n doorkruising aan de orde. Een belastingadviseur had namelijk voor zijn cliënten opzettelijke en op grote schaal onjuiste IB-aangiften ingediend. De Belastingdienst had daardoor in eerste instantie aan de belastingplichtigen een te hoge teruggaaf uitbetaald. Naderhand moest de inspecteur kosten maken om alsnog de juiste aanslagen vast te stellen. De fiscus eist van de belastingadviseur een vergoeding van deze kosten. Ook wil de Belastingdienst de kosten van het invorderen van de navorderingsaanslagen van de onterechte teruggaven vergoed krijgen. Overigens gaat het daarbij om de kosten buiten dwanginvordering.
Exclusieve bevoegdheid
Het hof wijst de claim om schadevergoeding af. Ten eerste hebben de gemaakte kosten betrekking op de uitoefening van een exclusieve bevoegdheid van de Staat: het vaststellen van de belastingschuld. Deze bevoegdheid dient het algemeen belang en is in beginsel niet af te wentelen op individuele burgers. Bovendien heeft de fiscus in een situatie zoals in deze zaak al de mogelijkheid om de belastingadviseur en/of zijn cliënten boetes op te leggen. Deze boetes hebben een strafkarakter, maar bieden de fiscus ook een voordeel. Om ook nog eens via het privaatrecht een kostenvergoeding te eisen, gaat volgens het hof te ver. Dat de belastingadviseur opzettelijk valse aangiften heeft ingediend, vormt evenmin een reden om toe te staan dat de Belastingdienst via het privaatrecht een kostenvergoeding kan claimen. Opzet heeft namelijk al tot gevolg dat de fiscus een hogere vergrijpboete kan opleggen dan bij grove schuld het geval is.
Wet: art. 6:162 BW
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 oktober 2018 (gepubliceerd 8 november 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:9469
Geef een reactie