Ook al heeft de Belastingdienst het vermoeden dat een ondernemer de btw op een valse factuur heeft afgetrokken, dit vermoeden alleen is volgens Hof Den Haag onvoldoende reden om een navorderingsaanslag op te leggen.
De hofuitspraak zag op een zaak waarin een bv die handelde in vrachtwagentrucks en opleggers een aantal opleggers had gekocht van twee andere bv’s. Deze leveranciers brachten daarbij btw in rekening aan de bv. De bv trok de btw af, maar de leveranciers droegen de btw niet af. De FIOD-EDC deed onderzoek en concludeerde dat de facturen van de twee leveranciers vermoedelijk vals waren. Daarop legde de inspecteur de bv een naheffingsaanslag omzetbelasting op om de afgetrokken voorbelasting op die facturen na te heffen. Het Hof vond het vermoeden van de valsheid van de facturen onvoldoende reden voor het opleggen van een naheffingsaanslag. Daarnaast kon de inspecteur niet aannemelijk maken dat de opleggers waren geleverd door andere ondernemers dan degenen die op de facturen stonden. Verder hoefde de bv niet te beseffen dat de facturen niet correct waren, laat staan dat zij op de hoogte zou moeten zijn van de fraude. Het hof vernietigde daarom de naheffingsaanslag. De inspecteur moest bovendien een hogere proceskostenvergoeding betalen dan normaal. Hij had namelijk de bv op hoge kosten gejaagd ondanks het feit dat de bv had aangedrongen om een oplossing te vinden en een beroepsprocedure te vermijden.
Wet: artikel 15 OB 1968
Meer informatie: Hof Den Haag, 10 februari 2012 (gepubliceerd 20 augustus 2012), LJN: BX5071
Geef een reactie