Als de inspecteur de waarde in het economische verkeer van een bedrijfspand bij staking berekent aan de hand van het bruto aanvangsrendement, moet hij deze waarde corrigeren met de waarde van de investeringen die na de staking hebben plaatsgevonden.
Als de inspecteur het niet eens is met de gegevens op de stakingsbalans van de ondernemer, zal hij zelf een schatting moeten maken van de waarde in het economische verkeer van de activa. Dit beïnvloedt natuurlijk ook de hoogte van de belaste vrijval van de stille reserves. Bij de berekening van de waarde in het economische verkeer mag de Belastingdienst werken met de bruto aanvangsrendement-methode. Onder deze methode bepaalt men de waarde in het economische verkeer door de bruto markthuur op jaarbasis te delen door een bruto aanvangsrendement en daarna een correctie toe te passen voor de transactiekosten. Als de inspecteur deze methode toepast, mag hij een eventuele waardestijging door investeringen die na de staking hebben plaatsgevonden niet meetellen. Dit blijkt uit het oordeel van Rechtbank Breda, die de berekende waarde van de inspecteur corrigeerde met een waardestijging vanwege investeringen na de staking. De waardestijging was overigens lager dan het bedrag van de investeringen zelf.
Meer informatie: Rechtbank Breda, 25 april 2012 (gepubliceerd 13 juli 2012), LJN: BX1368
Geef een reactie