Als een ondernemer zijn winst verzwijgt in zijn aangifte inkomstenbelasting, mag de Belastingdienst hem in beginsel een vergrijpboete opleggen van maximaal 100% van het bedrag van de navorderingsaanslag. Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat de inspecteur wel aansluiting moet zoeken bij het bedrag dat de ondernemer opzettelijk heeft verzwegen.
In de zaak voor de Hoge Raad ging het om een ondernemer die in zijn aangifte inkomstenbelasting 2003 een belastbaar inkomen uit werk en woning had opgegeven van nihil. In werkelijkheid had hij dat jaar een onderneming gedreven. Tijdens een boekenonderzoek van de fiscus diende de man een herziene aangifte in, waarbij hij alsnog een bedrag aan winst uit onderneming opgaf. Daarbij paste hij de zelfstandigenaftrek toe. De Belastingdienst stelde dat de man eerst opzettelijk een onjuiste aangifte had ingediend en legde hem een navorderingsaanslag op inclusief vergrijpboete. De boete was berekend over de winst uit onderneming zonder toepassing van de zelfstandigenaftrek, omdat de ondernemer niet aan de voorwaarden voldeed voor de aftrek. Zowel het hof als de Hoge Raad vond dat de inspecteur de ondernemer een boete mocht opleggen, maar dan wel over een lagere grondslag. Volgens de belastingrechter had de man werkelijk gedacht dat hij recht had op de zelfstandigenaftrek. De zelfstandigenaftrek mocht niet behoren tot de grondslag voor de vergrijpboete, omdat voor dat deel geen sprake was van opzet.
Wet: artikel 67e AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 4 januari 2013, LJN: BX8543
Geef een reactie