Als een inspecteur zich op een niet-gepubliceerde rechterlijke uitspraak beroept moet hij daarvan een (geanonimiseerd) afschrift overleggen, zodat de wederpartij daarop voldoende kan reageren. Een inspecteur die dat niet doet, handelt echter niet meteen in strijd met de beginselen van behoorlijk (fiscaal) procesrecht.
Zo stuurde een inspecteur pas na de zitting bij Rechtbank Gelderland een geanonimiseerde kopie van een eerdere uitspraak van diezelfde rechtbank naar belanghebbende. Tijdens de zitting bij de rechtbank verwees de inspecteur namelijk naar een arrest van de Hoge Raad uit 1999, die Rechtbank Gelderland eerder had toegepast in een andere, kennelijk niet gepubliceerde, uitspraak. Belanghebbende stelde in hoger beroep dat hij zich niet ter zitting van de rechtbank over die zaak had kunnen uitlaten, en dat hij daarmee in zijn procesbelangen was geschaad. Het hof besliste dat de inspecteur niet in strijd had gehandeld met de beginselen van behoorlijk (fiscaal) procesrecht. In de desbetreffende uitspraak was namelijk dezelfde parafrasering van het Hoge Raad arrest opgenomen, als welke de inspecteur reeds in zijn verweerschrift bij de rechtbank had vermeld. Belanghebbende had zich daarover, zowel bij de rechtbank als bij het hof, voldoende kunnen uitlaten. Verder bleek op geen enkele wijze uit de uitspraak van de rechtbank dat haar beslissing (mede) was gebaseerd op die eerdere uitspraak. De rechtbank verwees juist direct naar het arrest. Onder deze omstandigheden kon dan ook niet worden gezegd dat belanghebbende in zijn procesbelangen was geschaad.
Wet: artikel 6.1, eerste lid, tweede lid, onderdeel d, artikel 6.17, eerste lid en artikel 6.19, eerste lid, onderdeel b van de Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 december 2015 (gepubliceerd op 8 januari 2016), ECLI:NL:GHARL:2015:9645
Geef een reactie