Als een auto wordt geëxporteerd zonder dat de BPM wordt teruggevraagd, zal men bij herinvoer in eerste instantie BPM betalen. Omdat deze betaling volgens Europees recht onverschuldigd is, is de BPM terug te vragen. Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de rentevergoeding volgens de wet in strijd is met de Europese rechtspraak. De Belastingdienst moet meer rente vergoeden op basis van het zogeheten ‘Irimie-arrest’.
Het systeem van de Belastingdienst is niet zo ingericht dat bij een nieuwe tenaamstelling in Nederland automatisch blijkt dat de auto eerder geregistreerd is geweest. De herinvoerder krijgt dus niet automatisch de BPM terug. Deze fout in het systeem moet voor rekening komen van de fiscus, aldus de rechtbank. De Belastingdienst moet dus rente vergoeden. Uit de rechtspraak, met name het zogeheten ‘Irimie-arrest’ van het Hof van Justitie van de EU van 18 april 2013, nr. C-565/11, zijn enkele regels te herleiden voor de berekening van deze rentevergoeding. Zo mag de nationale regeling voor de vergoeding van Unierechtelijke rente niet ongunstiger zijn dan de vergoeding van nationale rente. Ook moet het niet te lastig zijn voor de belastingplichtige om een passende vergoeding te krijgen. Aan deze voorwaarden voldoet het Nederlandse wettelijke systeem niet. Dit komt onder meer doordat de rentevergoeding voor een deel uit invorderingsrente bestaat. Omdat men voor het verkrijgen van invorderingsrente eerst een afzonderlijk verzoek moet indienen bij de ontvanger, is deze rente lastiger te verkrijgen dan de belastingrente. De rechtbank verplichtte de inspecteur daarom de rentevergoeding te berekenen volgens de criteria van het Irimie-arrest. Dit hield in dat de fiscus ‘Irimierente’ moest vergoeden over een periode die begon op het moment waarop de herinvoerder de onverschuldigde BPM had voldaan.
Wet: artikelen 1, zevende lid en 14a, eerste lid Wet BPM 1992, artikel 30ha AWR en artikel 28c IW 1990
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 11 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:707
Geef een reactie