Vrijspraak in een strafzaak garandeert nog geen succes in een fiscale rechtszaak, maar het is voor de belanghebbende wel een goed begin. De Belastingdienst mag de juistheid van deze uitspraak niet in twijfel trekken en dat heeft gevolgen voor de bewijslast van de fiscus.
Rechtbank Amsterdam had een man veroordeeld voor het verhandelen van drugs en deelname aan een criminele organisatie. Maar in hoger beroep werd de man van diverse ten laste gelegde strafbare feiten vrijgesproken. De inspecteur heeft de man over de jaren 1994 tot en met 1998 diverse navorderingsaanslagen inkomsten- en vermogensbelasting opgelegd. Daarbij heeft hij volgens Hof Amsterdam ten onrechte geen rekening gehouden met de vrijspraak. Nu kunnen in een fiscale rechtszaak andere feiten vast komen te staan dan in een strafrechtelijke zaak. In een fiscale zaak kan immers een andere verdeling van bewijslast gelden. Maar dan nog moet de Belastingdienst rekening houden met de vrijspraak in de strafzaak. Door de vrijspraak treedt een vermoeden van onschuld in werking. Daardoor mag de fiscus niet langer vermoedens uiten met betrekking tot de onschuld van de betrokkenen. De fiscus mag geen belasting heffen over inkomen en/of vermogen uit strafbare transacties waarvan de man is vrijgesproken. Dat de man een zware bewijslast draagt vanwege het verzaken aan zijn aangiftelicht, maakt dit niet anders. Het hof past daarom forse verminderingen toe op de belastingaanslagen.
Verdrag: art. 6, tweede lid EVRM
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 27 november 2018 (gepubliceerd 5 december 2018), ECLI:NL:GHAMS:2018:4414
Geef een reactie