Als een belastingadviseur bij het beantwoorden over vragen over de aangifte erfbelasting stelt dat de nalatenschap is verlaagd door een gift van de erflater, zal de inspecteur vaak een aanslag schenkbelasting willen opleggen. Maar Rechtbank Den Haag vindt dat de fiscus verdere aanwijzingen voor het bestaan van deze schenking moet vinden.
Uitnodiging tot doen van aangifte erfbelasting
In principe stuurt de Belastingdienst binnen vier maanden na het overlijden van de erflater de erfgenamen een uitnodiging tot het doen van aangifte erfbelasting. Wie wordt uitgenodigd om aangifte te doen, moet zijn aangifte ook indienen. Daarnaast moet hij aangifte doen van gegevens die van belang kunnen zijn voor de heffing van erfbelasting van de andere verkrijgers, die geen erfgenamen zijn. Wie geen uitnodiging tot het doen van aangifte heeft ontvangen, maar meer heeft geërfd dan is vrijgesteld, zal toch aangifte moeten doen. Vaak zullen er verschillende verkrijgers zijn die verkrijgen uit een en dezelfde nalatenschap. Deze verkrijgers mogen gezamenlijk aangifte erfbelasting doen.
Verwerpen erfdeel
Een erfgenaam kan zijn aandeel in de nalatenschap verwerpen. In beginsel mag het totale bedrag aan verschuldigde erfbelasting daardoor niet verminderen. Als een andere verkrijger als gevolg van de verwerping meer ontvangt uit de nalatenschap, zal hij als het ware de erfbelasting van de verwerper moeten betalen. Ook als hij zelf onder een lager tarief valt dan de verwerper. Degene die baat heeft van een verwerping van een erfdeel, neemt ook de aangifteplicht van de verwerper over voor zover hij daartoe niet op een andere grond al is verplicht. Uiteraard is het mogelijk dat een erfgenaam de erfenis verwerpt omdat de lasten de baten overschrijden. In dat geval zal de erfenis een negatieve waarde hebben. Dan is erfbelasting in principe überhaupt niet aan de orde. De regel dat de verwerping van een erfenis niet mag leiden tot minder erfbelasting geldt trouwens niet als de langstlevende partner afziet van de wettelijke verdeling van de nalatenschap.
Aangiftetermijn erfbelasting
In principe bepaalt de inspecteur hoeveel tijd men heeft om de aangifte erfbelasting in te dienen. Deze termijn mag echter niet verstrijken binnen acht maanden na het overlijden van de erflater. Bovendien loopt de termijn van acht maanden nog niet gedurende de tijd dat de nalatenschap onbeheerd is gelaten en evenmin een vereffenaar is benoemd. Als de verkrijging het gevolg is van:
- de vervulling van een voorwaarde,
- een aanvaarding nadat eerst een verwerping heeft plaatsgevonden,
- het afstand doen van een verkrijger onder ontbindende voorwaarde,
- ten behoeve van de zogeheten verwachters,
- de uitoefening van een wilsrecht dat voortkomt uit een rechtsverhouding die bestond of is ontstaan op de sterfdag of de dag van verkrijging, of
- de toekenning of beëindiging van een vruchtgebruik op last van de kantonrechter,
gaat de termijn van acht maanden in op de dag waarop de desbetreffende gebeurtenis zich voordoet.
Effect van zwangerschap
Leidt een zwangerschap tot onduidelijkheid over de aard van een erfgenaam of over de heffing van erfbelasting, dan gaat de achtmaandstermijn in beginsel in op:
- de dag van de bevalling;
- het overlijden van de zwangere vrouw; of
- de 306e dag na het overlijden van de erflater als de zwangere vrouw niet al eerder is bevallen of overleden.
Schenking kort voor overlijden
Bij het indienen van de aangifte erfbelasting is het ook van belang na te gaan of de Nederlandse erflater in de 180 dagen vóór zijn overlijden nog schenkingen heeft gedaan. Deze schenkingen worden namelijk geacht te zijn ontvangen uit een erfenis. De inspecteur rekent deze schenkingen dus tot de nalatenschap. Deze fictie geldt niet voor bepaalde schenkingen die (gedeeltelijk) zijn vrijgesteld van schenkbelasting of als de schenkbelasting over die schenking is kwijtgescholden. Een schenking ten behoeve van de eigen woning waarvoor de verhoogde vrijstelling is gebruikt, valt bijvoorbeeld niet onder de fictie.
Gebruik informatie uit aangifte erfbelasting
De inspecteur kan naar aanleiding van de aangifte erfbelasting aanvullende vragen hebben. Het is mogelijk dat hij uit de antwoorden op die vragen aanwijzingen haalt dat een ander belastbaar feit heeft plaatsgevonden. Toch moet de Belastingdienst daarmee voorzichtig zijn. Zo had een belastingadvieskantoor een brief gestuurd naar de fiscus als antwoord op verder vragen over een aangifte erfbelasting. In deze brief stond dat de erflater ongeveer twee jaar vóór zijn overlijden zijn vader een auto cadeau had gegeven. De inspecteur legde daarom de vader een aanslag schenkbelasting op over de waarde van die auto. De vader stelde echter dat hij de auto niet had gekregen als cadeau maar als ruil voor een andere auto. Volgens wisselde men binnen die familie wel vaker onderling van auto zonder daarbij de tenaamstelling van de kentekens te wijzigen. Rechtbank Den Haag vindt dit verhaal aannemelijk. Afgezien van de brief van het advieskantoor heeft de fiscus geen andere aanwijzingen dat een schenking had plaatsgevonden. Bovendien had het adviesbureau de brief opgesteld ter verklaring voor de sterke vermindering van het vermogen van de zoon die was opgemerkt bij de behandeling van de aangifte erfbelasting. De rechtbank vernietigt daarom de aanslag schenkbelasting.
Nog veel meer informatie en tips over het indienen van de aangifte erfbelasting krijgt u op 31 mei 2018 bij de Verdiepingscursus Aangifte erfbelasting. Klik hier voor verdere informatie.
Wet: artt. 12, 30, 38, 39 en 45 SW 1956
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 12 april 2018 (gepubliceerd 16 mei 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:4623
Geef een reactie