Hof Leeuwarden heeft onlangs duidelijk gemaakt dat de inspecteur het belastbare inkomen alleen mag corrigeren aan de hand van een vermogensvergelijking als hij daarbij eerst heeft onderzocht welke banksaldi en contanten de belastingplichtige had.
De vermogensvergelijking is een methode die de Belastingdienst toepast om te controleren of het inkomen dat de belastingplichtige opgeeft reëel is. De inspecteur berekent een theoretisch eindvermogen aan de hand van het werkelijke beginvermogen, het opgegeven inkomen en eventuele (onbelaste) ontvangsten. Door het theoretische eindvermogen te vergelijken met het werkelijke eindvermogen kan de fiscus schatten welk bedrag de belastingplichtige kan besteden aan privé-uitgaven. Komt de inspecteur uit op een negatief bedrag aan netto privé-uitgaven (negatief netto privé), dan mag hij ervan uitgaan dat de belastingplichtige meer inkomen heeft genoten dan hij heeft opgegeven. In dat geval is een correctie gerechtvaardigd. In de zaak voor Hof Leeuwarden was de inspecteur ook uitgekomen op een negatief netto privé. Maar de belanghebbende stelde dat hij aan het begin van het jaar over een groot bedrag aan contanten beschikte. De fiscus had deze stelling niet onderzocht. De inspecteur had bij de vermogensvergelijking evenmin rekening gehouden met de bankrekening van de partner van de belanghebbende of met de algemene heffingskorting die de partner kreeg uitbetaald. Het hof concludeerde dat de vermogensvergelijking onvoldoende bewijs vormde voor het verzwijgen van inkomen door de belanghebbende. De inspecteur mocht de belanghebbende daarom geen corrigerende navorderingsaanslag opleggen.
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 26 juni 2012 (gepubliceerd 28 juni 2012), LJN: BW9703
Geef een reactie