Dient een binnenlands belastingplichtige op uitnodiging van de Belastingdienst een IB-aangifte in als buitenlandse belastingplichtige? Dan is geen sprake van een schending van de aangifteplicht. Dat scheelt omkering van de bewijslast.
Een belastingadviseur had een Thaise partner en was ingeschreven in Thailand. Toch werkte hij in Nederland en verbleef daar vaak. De man was uitgenodigd om aangiftes IB/PVV 2011 tot en met 2014 te doen als buitenlands belastingplichtige. Dat had hij ook gedaan. Maar de Belastingdienst legde hem de aanslagen IB/PVV voor die jaren op als binnenlands belastingplichtige. Daaraan voorafgaand had de inspecteur informatiebeschikkingen 2011 t/m 2013 aan de man uitgereikt. Deze beschikkingen waren vervallen toen de fiscus de aanslagen over die jaren had vastgesteld. De aanslag IB/PVV 2011 was opgelegd met dagtekening 18 november 2015.
Omkering en verzwaring bewijslast
In een beroepsprocedure oordeelde Hof Den Haag (NTFR 2021/1034) onder meer dat de man inwoner van Nederland was. Bovendien vond een verlenging van de aanslagtermijn voor 2011 plaats. Deze verlenging bestond uit de periode tussen het geven van de informatiebeschikking en het vervallen daarvan. Ten slotte meende het hof dat omkering en verzwaring van de bewijslast moest plaatsvinden omdat de man de vereiste aangiften als binnenlandse belastingplichtige niet had gedaan.
Aanslagtermijn terecht verlengd
In cassatie bestrijdt de man onder meer het oordeel over de verlenging van de aanslagtermijn, echter zonder succes. De wet regelt inderdaad dat de termijnverlenging eindigt op het moment waarop de informatiebeschikking onherroepelijk komt vast te staan of wordt vernietigd. Maar een redelijke wetstoepassing brengt volgens de Hoge Raad het volgende met zich. Ook in het geval waarin de informatiebeschikking van rechtswege vervalt door oplegging van de aanslag, moet een verlenging van de aanslagtermijn plaatsvinden. Deze verlenging eindigt op het moment waarop de informatiebeschikking vervalt.
Aangifteplicht niet verzaakt
De klacht van de man over het niet doen van de vereiste aangiften slaagt wel. Hij is namelijk uitgenodigd om aangiften IB/PVV te doen als buitenlands belastingplichtige en heeft die aangiften gedaan. Nu hij niet is uitgenodigd om aangiften te doen als binnenlands belastingplichtige, is de conclusie dat hij zijn aangifteplicht heeft verzaakt onjuist. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van Hof Den Haag en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.
Wet: art. 25, derde lid, 27e en 52a AWR
Bron: Hoge Raad 28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:84, 21/00145
Geef een reactie