De fiscus kan geen erfbelasting navorderen over vermogen in het buitenland als de termijn van twaalf jaren op 1 januari 2012 al was verstreken. Zo heeft Rechtbank Gelderland beslist.
Toen een dame op 29 december 1998 overleed, erfde haar enige erfgenaam onder meer een tegoed op een bankrekening en effecten bij een bank in Zwitserland. De erfgenaam deed in 1999 aangifte voor het recht van successie, maar had het tegoed van € 373.798 niet vermeld. In februari 2014 deed de erfgenaam alsnog melding van het eerder niet aangegeven buitenlandse vermogen in het kader van de inkomstenbelasting door middel van een verklaring vrijwillige verbetering. Dit leidde tot oplegging van een navorderingsaanslag voor het recht van successie. Rechtbank Gelderland oordeelde dat uit de wettekst niet valt af te leiden dat de onbeperkte navorderingsbevoegdheid ook geldt voor nalatenschappen waarvoor de bevoegdheid tot navordering op 1 januari 2012 al was verstreken. Zie ook ‘Navorderingstermijn erfbelasting niet onbeperkt’. Dit betekent dat de bevoegdheid tot navordering nog aanwezig moest zijn ten tijde van de inwerkingtreding van de bepaling, derhalve op 1 januari 2012. Uit de parlementaire geschiedenis volgt evenmin dat de wetgever bedoeld heeft om onbeperkte terugwerkende kracht aan de regeling te verlenen, in die zin dat ook in de gevallen waarin de navorderingsbevoegdheid al was vervallen op 1 januari 2012 die bevoegdheid zou herleven. De rechtbank vernietigde de navorderingsaanslag.
Wet: artikel 66, 3e lid Successiewet 1956
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 3 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6628
Geef een reactie