Een kraanmachinist die in opdracht van verschillende aannemers werkzaamheden verrichtte, heeft met succes bij de rechter bedongen dat de fiscus hem over 2010 een verklaring arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming verstrekt in plaats van een VAR resultaat uit overige werkzaamheden.
Volgens de rechter oefende de kraanmachinist met zijn werkzaamheden een onderneming uit. Hij verrichtte de arbeid door zijn eigen bus en zijn eigen gereedschap te gebruiken. Hierdoor was sprake van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal. In 2009 en 2010 had hij ongeveer € 55.000 winst gemaakt, dus was ook voldaan aan het vereiste winstoogmerk. De rechter vond dat er geen dienstbetrekking was, omdat de kraanmachinist per opdracht werkzaamheden verrichtte en daarvoor betaald kreeg. Het risico voor de werkzaamheden lag dus bij hem. Verder streefde de kraanmachinist naar continuïteit, omdat hij verschillende opdrachten voor verschillende aannemers had (zo’n vier tot zes per jaar). Hij liep daarom ondernemersrisico, temeer omdat hij geen andere bron van inkomen had. Ook liep hij een debiteurenrisico. De betaling van zijn facturen was immers niet gegarandeerd.
Wet: artikel 3.4, 3.8 en 3.156 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Breda, 17 augustus 2011, LJN: BR5228
Geef een reactie