De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met beleid over het fonds voor gemene rekening en het transparante fonds. Dit besluit dient mede ter verduidelijking voor de kwalificatie fonds voor gemene rekening of transparant fonds.
Artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb 1969 (tekst met ingang van 1 januari 2025) geeft een deels nieuwe definitie van het fonds voor gemene rekening.
Met ingang van 1 januari 2025 is het zogenoemde toestemmingsvereiste ten aanzien van de verhandelbaarheid van de bewijzen van deelgerechtigdheid vervallen in de definitie. Het toestemmingsvereiste is daarmee niet langer een onderscheidend criterium voor de zelfstandige vennootschapsbelastingplicht van een fonds voor gemene rekening. Een nieuw onderscheidend criterium is dat een fonds voor gemene rekening moet zijn aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
Artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet IB 2001 (tekst met ingang van 1 januari 2025) geeft een definitie van een transparant fonds. Een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, is een transparant fonds als het geen fonds voor gemene rekening is. Het verschil met een fonds voor gemene rekening, is dat een fonds voor gemene rekening twee aanvullende kenmerken heeft; de koppeling met artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht zoals hiervoor genoemd, en de eis dat sprake moet zijn van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Daarbij worden bewijzen van deelgerechtigdheid niet als verhandelbaar aangemerkt indien vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds zelf.
In dit besluit is beleid opgenomen over het fonds voor gemene rekening en het transparante fonds en dit besluit dient mede ter verduidelijking voor de kwalificatie fonds voor gemene rekening of transparant fonds.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Bron: Besluit van 27 november 2024, nr. 2024-9447, Ministerie van Financiën, Stcrt. 2024, 38389
Geef een reactie