Voor de beoordeling van de vraag of recht bestaat op verliesaftrek zijn alleen de voorgenomen transacties die de bron van inkomen hebben doen ontstaan van belang. De fiscus hoeft daarbij geen rekening te houden met de omstandigheid dat voorgenomen transacties niet of maar voor een deel (door fraude) conform het voornemen zijn uitgevoerd.
Wie een investering aangaat loopt het risico dat de Belastingdienst eventuele verliezen op die investering tegenhoudt. Dit overkwam een man die voor rekening en risico van een bv in bloemenbollen had geïnvesteerd en die contracten afsloot met telers. De man kwam op een gegeven moment erachter dat de bv geen verkoopovereenkomst had afgesloten op grond waarvan de bloembollen tegen een vooraf vastgestelde prijs zouden worden geleverd en betaald. Kort daarna werd de bv failliet verklaard, maar de man was de telers nog een vergoeding verschuldigd. In zijn aangifte inkomstenbelasting gaf hij een verlies van ruim € 4 miljoen aan. Volgens de inspecteur kon dit verlies noch als verlies uit onderneming, noch als negatief resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt. De Hoge Raad was het met de inspecteur eens dat hier geen sprake was van een bron van inkomen, nu een objectieve voordeelverwachting ontbrak. De inspecteur keek bij zijn beoordeling terecht naar de daadwerkelijke investering en niet naar het feit dat voorgenomen transacties (door fraude) niet conform het voornemen waren uitgevoerd. De investering van de man ging volgens de rechter normaal actief vermogensbeheer niet te buiten, dus vormde deze investering voor hem een belegging die in box 3 viel.
Wet: artikel 3.153, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 31 mei 2013, LJN: CA1502
Geef een reactie