Als partijen rechtshandelingen verrichten die als enig doel hebben het voorkomen van belastingheffing, kan de inspecteur stellen dat sprake is van fraus legis. Daarbij is het ook mogelijk dat de belastingplichtige zelf niet direct betrokken is geweest bij de desbetreffende rechtshandeling, maar er wel op voortborduurt. Dit blijkt uit een uitspraak van Hof Arnhem.
In deze zaak had de belanghebbende, een bv, de helft van de aandelen in een andere vennootschap gekocht. De bv bleef de koopsom schuldig. De aandelentransactie was niet belast met overdrachtsbelasting, omdat de bezittingen van de vennootschap voor meer dan de helft bestonden uit een vordering op een zustermaatschappij. Deze vordering was ontstaan toen de vennootschap al haar activa behalve haar onroerende zaak had overgedragen aan de zustermaatschappij. De zustermaatschappij was de koopsom schuldig gebleven. Na de aandelentransactie werden de vordering op de zustermaatschappij en vordering op de belanghebbende bv verrekend.
Fraus legis
De inspecteur stelde dat hier sprake was van fraus legis, omdat de bv door het samenstel van rechtshandelingen alleen de indirecte eigendom van een onroerende zaak had verkregen zonder overdrachtsbelasting te betalen. Het hof honoreerde het beroep op fraus legis van de inspecteur. Hoewel de bv bij de aandelentransactie ook een vordering op de zustermaatschappij had verkregen, hoefde de fiscus daar weinig waarde aan toe te kennen. De bv had namelijk de solvabiliteit van de schuldenaar niet onderzocht, zodat het duidelijk was dat de bv niet echt geïnteresseerd was in de vordering. Het feit dat de bv zelf niet betrokken was geweest bij de overdracht van de overige activa van de vennootschap was evenmin noodzakelijk om te stellen dat sprake was van fraus legis. De bv moest dus overdrachtsbelasting betalen over de onroerende zaak in de vennootschap.
Wet: artikel 4 WBR 1970
Meer informatie: Hof Arnhem, 20 november 2012 (gepubliceerd 30 november 2012), LJN: BY4676
Geef een reactie