Hoewel een man nog 2,5 maand in zijn huis in Frankrijk bleef wonen, was zijn normale verblijfplaats verplaatst naar Nederland. Het zwaartepunt van zijn persoonlijke leven was na de verhuizing van zijn vrouw en dochter in Nederland komen te liggen. Fysieke aanwezigheid is niet doorslaggevend bij het bepalen van de normale verblijfplaats.
In geschil was op welk moment de man van Frankrijk (waar hij sinds 2000 met vrouw en dochter woonde) was terugverhuist naar Nederland. Dit was van belang voor eventuele toepassing van de bpm-vrijstelling bij import van zijn Franse auto. Was deze auto wel of niet al zes maanden in zijn bezit geweest op het moment dat hij verhuisde? Op het moment dat zijn vrouw en dochter in augustus naar Nederland verhuisden en daar een woning betrokken die de man huurde, was Nederland ook zijn verblijfplaats geworden, oordeelden Hof Amsterdam en de Hoge Raad. Het maakte niet uit dat de man nog tot 1 november in hun huurhuis in Frankrijk bleef wonen voordat hij hen achterna ging, met de Franse auto die hij in april had gekocht. Hij had in Frankrijk geen beroepsmatige bedingen en dus keek het hof naar zijn persoonlijke bedingen. Het zwaartepunt daarvan lag vanaf augustus in Nederland. De Hoge Raad gaf aan dat Hof Amsterdam niet uit was gegaan van een onjuiste rechtsopvatting toen de rechter oordeelde dat fysieke aanwezigheid niet doorslaggevend is bij bepaling van de normale verblijfplaats. De bpm-vrijstelling kon niet worden toegepast.
Wet: artikel 14, lid 1 Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen
Meer informatie: Hoge Raad, 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:64
Geef een reactie