In beginsel moet de koper van een onroerende zaak 6% overdrachtsbelasting betalen, tenzij het een woning betreft. Op woningen is een tarief van 2% van toepassing. Volgens Hof Den Haag moet men aan de hand van de fysieke kenmerken van de onroerende zaak vaststellen of sprake is van een woning of niet.
In de zaak voor het hof hadden twee kopers in september 2014 een pand aangeschaft dat rond 1900 was gebouwd als herenhuis. Vanaf 1917 bevond zich op de begane grond een atelier. Het pand was tot 1949 als woning gebruikt. Van 1949 tot 2014 diende het als kantoor van een octrooibureau. De vraag was of het pand op het moment van de koop in 2014 naar zijn aard bestemd was voor bewoning door particulieren. Het hof redeneerde dat men dit vraagstuk moest beantwoorden aan de hand van de fysieke kenmerken van het pand. De kopers voerden aan dat het herenhuis was gebouwd voor woondoeleinden. Naderhand hadden geen verbouwingen plaatsgevonden die het pand ongeschikt maakten voor bewoning. Het hof was het daarmee eens, mede omdat het pand nog steeds de voorzieningen bevatte die noodzakelijk waren voor bewoning. De kopers hoefden daarom maar 2% overdrachtsbelasting te betalen.
Wet: artikel 14 WBR 1970
Meer informatie: Hof Den Haag, 28 september 2016 (gepubliceerd 24 oktober 2016), ECLI:NL:GHDHA:2016:2871
Geef een reactie