Voor het urencriterium tellen alleen opleidingsuren mee die voldoende samenhangen met de gedreven onderneming. Osteopathie is een heel andere beroepsdiscipline dan fysiotherapie.
Een fysiotherapeut werkt in 2018 en 2019 in dienstbetrekking, maar heeft daarnaast ook een eenmanszaak. In beide jaren werkt hij 1.668 uren in dienstbetrekking. Hij volgt in 2018 en 2019 een opleiding osteopathie. De fysiotherapeut claimt in zijn aangiften over 2018 en 2019 de verhoogde zelfstandigenaftrek voor starters. Ook trekt hij studiekosten en andere scholingsuitgaven af, te weten € 6.011 respectievelijk € 5.298. De inspecteur weigert voor beide jaren de startersaftrek. Hij verklaart het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2018 niet-ontvankelijk, en merkt dit aan als een (ongegrond) verzoek om ambtshalve vermindering. Het bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV en ZVW voor 2019 acht hij ongegrond.
Niet voldaan aan het urencriterium
Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigt dat het bezwaar voor 2018 niet-ontvankelijk was omdat het een week te laat was ontvangen. Dat de man op vakantie was en voor de eerste keer te laat bezwaar maakte, is onvoldoende voor het aannemen van een verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur voor 2018 terecht een ambtshalve vermindering in verband met de startersaftrek geweigerd. Ook voor 2019 bestaat geen recht op de startersaftrek. De fysiotherapeut haalt in beide jaren niet de vereiste minimum 1.225 ondernemingsuren (urencriterium). Hij kan namelijk niet aannemelijk maken dat de opleiding osteopathie zodanig samenhangt met zijn werkzaamheden als fysiotherapeut dat de hieraan bestede uren meetellen. De man geeft zelf toe dat het (in feite) om twee verschillende beroepen gaat, en heeft niet gesteld dat hij met de opleiding een nieuwe onderneming is gestart.
Wet: art. 3.6, 3.76, 9.6 Wet IB 2001, art. 45aa Uitv reg IB 2001, art. 6:11 Awb
Geef een reactie