De verhuur van garageboxen, die wat betreft hun aard en inrichting zijn bestemd voor het parkeren van voertuigen en waarvan contractueel niet is uitgesloten dat zij als parkeerruimte voor voertuigen worden gebruikt, is aan te merken als de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en dus belast.
Een v.o.f. verhuurde garageboxen aan particulieren. Zij bracht haar cliënten geen btw in rekening, omdat de garageboxen volgens haar onroerende zaken waren voor de omzetbelasting. Volgens de fiscus was de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken niet van toepassing was. Er zou namelijk sprake zijn van verhuur van parkeerruimten voor voertuigen. De rechtbank was het daarmee eens en verwierp de stelling van de v.o.f. dat de garageboxen vrijgestelde multifunctionele ruimten waren, die niet tellen als parkeerruimte. Hof Den Bosch zag dit anders en vond dat de vof aan het besluit van de staatssecretaris van 14 juli 2009 het vertrouwen kon ontlenen dat de verhuur van de garageboxen was vrijgesteld. In dit besluit is sprake van een multifunctionele ruimte als deze primair voor andere doeleinden dan het parkeren van voertuigen kan worden gebruikt. Het verhuurcontract stond de huurders immers toe de garagebox te gebruiken als bergruimte. De Hoge Raad besliste echter net als de rechtbank dat de garageboxen in deze zaak naar hun aard besteed waren om te worden gebruikt als parkeerruimte voor een voertuig. Nergens uit bleek dat de garageboxen over voorzieningen beschikken die deze in het bijzonder geschikt maken voor andere doeleinden dan het parkeren van een voertuig. De verhuur van de garageboxen vormden volgens het besluit dan ook de verhuur van parkeerruimte, omdat het gebruik van de garageboxen als parkeerruimte ook contractueel niet was uitgesloten. Dat de huurder aan een garagebox een andere aanwending mocht geven, maakt die garagebox niet tot een multifunctionele ruimte. De verhuur van de garageboxen was dus toch belast met btw.
Wet: artikel 11, eerste lid, onderdeel b Wet OB 1968
Besluit: Besluit van de staatssecretaris van Financiën, 14 juli 2009, nr. CPP2008/137M
Meer informatie: Hoge Raad, 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:185
Geef een reactie