Als kort na een herinvestering het uiteindelijk belang in een bv wijzigt, kan onder omstandigheden toch belastingheffing plaatsvinden over de eerder afgeboekte herinvesteringsreserve. Deze heffing kan achterwege blijven als blijkt dat de herinvestering losstaat van de belangenwijziging. Als de oude dga niet betrokken was bij de onderhandelingen over de herinvestering, wijst dat erop dat wel een verband bestaat tussen de herinvestering en de belangenwijziging.
Zo had een beleggingsmaatschappij in een zaak voor Hof Den Bosch in maart 2009 een onroerende zaak verkocht. Voor de behaalde boekwinst had zij een herinvesteringsreserve gevormd. In december 2009 kocht de bv een verhuurd bedrijfspand van een andere bv. Negen dagen later spraken de beleggingsmaatschappij en de verkoper van het verhuurde bedrijfspand af dat de verkoper de aandelen in de bv zou kopen. Volgens Hof Den Bosch was sprake van een samenstel van rechtshandelingen (fraus legis). De rechter geloofde dat de bv alleen maar de herinvestering had gedaan om heffing over de herinvesteringsreserve te voorkomen. De korte tijd tussen de herinvestering en de mondelinge afspraak over de aandelenverkoop wees op een samenstel. Daarnaast was de oude dga van de beleggingsmaatschappij niet betrokken geweest bij de prijsonderhandelingen met betrekking tot het nieuwe bedrijfspand.
Let op!
In 2013 is de bepaling in verband met de handel in herinvesteringsreservelichamen aangepast. Als een wijziging in het uiteindelijk belang plaatsvindt binnen zes maanden na de herinvestering, worden beide gebeurtenissen geacht met elkaar verband te houden. Er bestaat echter een mogelijkheid tot tegenbewijs.
Wet: artikel 12a Wet Vpb 1969 (per 1 januari 2009)
Meer informatie: Hof Den Bosch, 28 april 2016 (gepubliceerd 8 augustus 2016), ECLI:NL:GHSHE:2016:1715
Geef een reactie