De staatssecretaris van Financiën verklaart niet in cassatie te gaan tegen een hofuitspraak over de toerekening van de zogeheten restwinst na een reorganisatie van een concern. Hij accepteert dat een bv in zo’n geval een profit split-methode hanteert.
In de desbetreffende zaak was een vennootschap moeder van een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting en onderdeel van een internationaal opererend concern. Binnen de FE oefende een bv een onderneming uit en genoot een zogeheten restwinst. De bv besteedde bepaalde activiteiten tegen een vergoeding uit aan een buitenlandse gelieerde nv. In 2010 vond een wereldwijde reorganisatie plaats. Daarbij werden de verkoop, inkoop, logistiek en de planning van het gehele concern meer gecentraliseerd in een Zwitserse gelieerde entiteit. De bv en de nv beëindigden hun onderlinge overeenkomst. Daarbij kreeg de bv een schadeloosstelling (conversievergoeding) toegekend van afgerond € 28 miljoen. Als gevolg van deze overeenkomst raakte de bv haar recht op de restwinst kwijt. Volgens de FE was de bv na dit alles nog maar een loonproducent. Men hoefde dan niet meer winst toe te rekenen aan de bv dan een routinematige (cost plus) beloning.
Compromis met de inspecteur
De Belastingdienst volgde het standpunt van de FE niet en het kwam tot een beroepsprocedure. Tijdens de procedure voor Hof Den Bosch komen de partijen alsnog tot overeenstemming. De belangrijkste punten van overeenstemming zijn:
- De activiteiten die bij de FE achterblijven, gaan verder dan de activiteiten van een zuivere loonproducent.
- Een juiste beloningsmethodiek voor de FE is daarom geen cost plus-methode, maar een profit split-methode.
- In 2010 vindt een verhoging van het belastbaar bedrag plaats van (afgerond) € 90 miljoen.
Toelichting staatssecretaris
Omdat een overeenkomst is bereikt, gaat de staatssecretaris van Financiën niet in cassatie. Hij geeft echter op deze beslissing wel een toelichting. Hierin noemt hij enkele aspecten van de zaak die hij van belang vindt en die ook relevant kunnen zijn in vergelijkbare zaken:
- Het hof wijst op de eigen gedragingen van de FE tot aan het moment van de reorganisatie in het jaar 2010. Heeft een belastingplichtige zich steeds gepresenteerd als restwinstgenieter? Dan kan zij later in de tijd niet met succes beweren in eerdere jaren al kernfuncties zijn overgedragen zodat er eigenlijk geen gerechtigdheid tot restwinst meer is.
- Bij de (gedeeltelijke) overgang van functies en risico’s die een onderneming vormen moet een fiscale eindafrekening plaatsvinden. Deze eindafrekening moet recht doen aan de waarde van de overgedragen functies en risico’s en de daarbij behorende winstcapaciteit.
- Ook na de gedeeltelijke overgang van functies en risico’s kan de achtergebleven onderneming nog steeds gerechtigd blijven tot een deel van de restwinst.
Wet: art. 8b Wet Vpb 196
Bronnen: Ministerie van Financiën 30 april 2020, nr. 2020-0000082199 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2020 (gepubliceerd 16 april 2020), ECLI:NL:GHSHE:2020:968, 17/00714
Geef een reactie