De Spaanse erfbelasting die een erfgenaam indirect voor zijn rekening had gekregen, kon hij niet in mindering brengen op de Nederlandse erfbelasting die hij moest betalen. Belangrijk was dat de Spaanse aanslag aan zijn moeder was opgelegd en niet aan hem.
Het draaide in deze zaak om de erfenis van twee appartementen die vader had in Spanje. In zijn testament had hij bepaald dat 1/1000 toekwam aan zijn echtgenote en de rest werd verdeeld onder zijn vijf kinderen. Deze verdeling was na zijn overlijden in de aangifte erfbelasting en bij het opleggen van de aanslag gevolgd. In de boedelbeschrijving en de verdeling van de nalatenschap was opgenomen dat iedere erfgenaam 1/6 deel van de appartementen kreeg. Later werden de appartementen door een Spaanse notaris op naam van de echtgenote gezet. Zij kreeg een aanslag Spaanse erfbelasting opgelegd die werd betaald door een bv. Deze betaling werd pro-rata in rekening-courant met alle erfgenamen verrekend. Een zoon meende recht te hebben op vermindering van de Nederlandse erfbelasting met de Spaanse erfbelasting.
Geen aanslag
In Spanje is – net als in Nederland – geen sprake van een boedelbelasting, maar van erfbelasting waarbij de verkrijgers elk afzonderlijk belastingplichtig zijn. Nu de zoon geen aanslag opgelegd had gekregen, maakte hij geen aanspraak op de vermindering. Bovendien kon de zoon niet eens aangeven welk bedrag hij verschuldigd zou zijn in het geval Spanje hem wel een aanslag zou hebben opgelegd en kon de hoogte van de vermindering daarom niet worden berekend. Het feit dat de Spaanse erfbelasting indirect voor rekening van de zoon was gekomen, maakte ook geen verschil in de beslissing van het hof dat de zoon geen recht had op vermindering.
Wet: artikel 47 BvdB, artikel 50 BvdB
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 juni 2013 (gepubliceerd op 10 juli 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:4781
Geef een reactie