Als een grootaandeelhouder zijn aandelen vervreemdt en de koopsom kwijtscheldt in ruil voor het verkrijgen van een vordering op de koper, heeft de grootaandeelhouder de koopsom genoten. Volgens Rechtbank Gelderland vormt een eventuele latere waardevermindering van de vordering geen verlies uit aanmerkelijk belang.
In de zaak voor de rechtbank had een man 49,1% van de aandelen in een bv verkocht aan de holding van zijn broer. Deze holding voldeed een deel van de koopsom door een schuld van de man over te nemen. De man schold de holding de koopsom om baat kwijt. In plaats daarvoor verkreeg de man een rentedragende vordering op de holding ter grootte van het bedrag van de resterende koopsom. Ongeveer negen jaar later bleken de resultaten van de bv tegen te vallen en hoefde de holding minder terug te betalen. De man meende dat hij een verlies uit aanmerkelijk belang had geleden dat hij kon omzetten in een belastingkorting. Maar de rechtbank stelde hem in het ongelijk. De rechter oordeelde dat de man in de leveringsakte nadrukkelijk afstand had gedaan van zijn vorderingsrecht op de koper met betrekking tot de koopprijs van de aandelen. De vordering op de koper was daarvoor in de plaats gekomen. Civielrechtelijk gezien was geen sprake van een betaling van een koopsom in termijnen. De man had het verlies niet geleden als aandeelhouder, maar als schuldeiser.
Wet: artikelen 4.29, tweede lid en 4.46 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 22 november 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6286
Geef een reactie