Het is mogelijk een bedrijfsmiddel tegen een hogere waarde dan de fiscale boekwaarde in te brengen in een personenvennootschap zonder dat de boekwinst is belast. Tenminste, voor zover de inbrenger zijn belang in het bedrijfsmiddel houdt. Met dit oordeel is de Hoge Raad omgegaan.
Deze uitspraak zag op een geschil tussen een beheermaatschappij (een bv) en de fiscus. De beheermaatschappij had met andere partijen in 2001 een cv opgericht. De beheermaatschappij was een beherende vennoot. Zij had de economische eigendom van een schip ingebracht tegen een hogere prijs dan de kostprijs. Dit leidde strikt genomen tot een boekwinst. Voor zover de inbrenger echter zijn belang in het schip hield, was voor dat deel geen meerwaarde gerealiseerd. Met deze redenering nam de Hoge Raad afstand van zijn uitspraak in 1959 (ECLI:NL:HR:1959:AY1731). Dit omgaan van de Hoge Raad mocht de bv echter niet baten. Het verschil tussen waarde in het economische verkeer van het schip en de fiscale waarde viel toch in de winst omdat de cv in 2001 verzocht om toepassing van het tonnageregime.
Wet: artikel 3.23, tweede lid, onderdeel b IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1622
Geef een reactie