Voor het bestaan van ondernemerschap is het van belang dat redelijkerwijs winst is te verwachten. Er wordt hierop geen uitzondering gemaakt voor personen die een arbeidshandicap hebben. Dit besliste de Hoge Raad.
Een kunstenaar heeft drie jaar achter elkaar verlies geleden en heeft deze verliezen in zijn aangiften inkomstenbelasting opgegeven als verlies uit onderneming. Het hof vond dat de kunstenaar geen ondernemer was voor de inkomstenbelasting, omdat gedurende een lange periode geen sprake was van omzet en redelijkerwijs ook geen winst was te verwachten. De kunstenaar stelde dat hij vanwege zijn handicap maar een dag per week kon werken. De eis dat er redelijkerwijs winst moet zijn te verwachten zou volgens hem in zijn geval niet moeten gelden. De Hoge Raad besliste echter dat voor personen met een arbeidshandicap geen afwijkende criteria gelden dan voor personen die zo’n handicap niet hebben. De kunstenaar werd niet aangemerkt als ib-ondernemer en kon de verliezen niet aftrekken.
Wet: artikel 3.2 Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 13 januari 2012, LJN: BV0660
Geef een reactie