Staatssecretaris Snel van Financiën stuurde de Eerste Kamer een reactie op vragen over de aankondiging van enkele spoedreparatiemaatregelen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 over de fiscale eenheid.
Snel antwoordt op vragen om een toelichting over de te hanteren criteria bij de vraag of er wel of niet terugwerkende kracht aan een fiscale wet kan worden toegekend. Omdat het niet-repareren met terugwerkende kracht de mogelijkheden om de Nederlandse vennootschapsbelastinggrondslag uit te hollen vergemakkelijkt, is terugwerkende kracht tot en met het moment van publicatie van het persbericht en de Kamerbrief met bijlage (25 oktober 2017) noodzakelijk. Zonder reparatie met terugwerkende kracht zouden tussen het moment van de conclusie van de A-G en het wachten met repareren tot na de definitieve uitspraak van het HvJ EU mogelijkheden ontstaan om situaties te creëren voor een fiscaal voordeel. Dit geldt in het bijzonder voor het aangaan van leningen, die zonder fiscale eenheid onder de renteaftrekbeperking van artikel 10a van de Wet VPB 1969 vallen. Hierdoor kan het budgettaire effect nog groter worden als gewacht wordt met repareren.
Alternatieven niet mogelijk
Eventuele alternatieven voor de aangekondigde spoedreparatiemaatregelen kunnen, gezien de daarvoor benodigde voldoende kenbaarheid, niet meer met terugwerkende kracht worden ingevoerd en zijn daarom geen reële mogelijkheid. Zoals in de Kamerbrief van 25 oktober 2017 is aangegeven zullen de spoedreparatiemaatregelen binnen afzienbare termijn moeten worden opgevolgd door een concernregeling die toekomstbestendig is. Over de vormgeving en het moment van invoering van die definitieve oplossing zal, met het oog op een goed fiscaal ondernemingsklimaat, wel ruimte bestaan om bijvoorbeeld in overleg met het bedrijfsleven en belangengroeperingen alternatieven te onderzoeken.
Meer informatie: Kamerbrief spoedreparatiemaatregelen Wet VPB 8 december 2017
Geef een reactie