Als de inspecteur ongevraagd een heffingskorting uitbetaalt en deze later terugvordert, mag hij de belastingplichtige daarover geen belastingrente in rekening brengen. Ook de staatssecretaris van Financiën kan zich daarin vinden.
De staatssecretaris heeft uiteindelijk afgezien van cassatie tegen een uitspraak van Hof Den Haag. In de desbetreffende zaak had de Belastingdienst bij voorlopige aanslag een heffingskorting uitbetaald. In de aangifte was echter niet gevraagd om zo’n uitbetaling, omdat het inkomen van de partner te laag was. Aangezien de aangifte van de partner al eerder was ingediend, moest de fiscus dit ook weten. Bij het terugvorderen van de ten onrechte uitgekeerde heffingskorting had de Belastingdienst € 95 belastingrente in rekening gebracht. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat onder deze omstandigheden het zorgvuldigheidsbeginsel de berekening van belastingrente verhindert. Het is immers de inspecteur die ongevraagd de heffingskorting heeft uitbetaald. De staatssecretaris is het eens met deze redenering.
Wet: art. 8.9 Wet IB 2001 en art. 30fb AWR
Bron: Ministerie van Financiën 22 juli 2020, 2020-0000135240
Geef een reactie