Als een bank per brief haar cliënten inlicht over een informatieaanvraag van de Belastingdienst, is daarna in beginsel inkeren niet meer mogelijk.
Boete vanwege aangiftevergrijp bij aanslagbelasting
Het opzettelijk niet indienen van een aangifte voor de aanslagbelastingen vormt een vergrijp. Hetzelfde geldt voor het opzettelijk indienen van een aangifte voor de aanslagbelastingen die onjuist of onvolledig is. De Belastingdienst kan voor zo’n vergrijp een vergrijpboete opleggen van in beginsel maximaal 100% van het belastingbedrag dat door het vergrijp niet is betaald. Daarbij houdt de inspecteur geen rekening te houden met eventuele verliesverrekening. Voor zover een aanslag (gedeeltelijk) ziet op belastbaar inkomen uit box 3, bedraagt de vergrijpboete maximaal 300% van de aanslag. Maar de maxima zijn doorgaans pas van toepassing bij stelselmatige vergrijpen. Onder normale omstandigheden vindt een matiging plaats tot 25% of 50% van de belasting die als gevolg van grove schuld respectievelijk opzet niet is geheven. Is sprake van opzet en gaat het om inkomen uit box 3? Dan bedraagt de vergrijpboete normaal besproken 150% van de niet-betaalde belasting.
Vergrijpboete met betrekking tot aangiftebelastingen
De wet kent maar één vergrijp dat specifiek ziet op de aangiftebelastingen: het door opzet of grove schuld (gedeeltelijk) niet of niet op tijd betalen van de belasting. Dit vergrijp kan overigens goed gepaard gaan met het indienen van een onjuiste aangifte. De boete voor dit betalingsvergrijp is maximaal 100% van het bedrag dat ten onrechte niet is geheven. Maar in beginsel blijft de vergrijpboete beperkt tot 25% of 50% van de belasting die als gevolg van grove schuld respectievelijk opzet niet is geheven.
Geen vergrijpboete na tijdige inkeer
Met de inkeerregeling kan een belastingplichtige voorkomen dat de Belastingdienst hem een vergrijpboete oplegt. Inkeren betekent het alsnog indienen van een juiste en volledige aangifte of het alsnog verstrekken van juiste en volledige inlichtingen, gegevens en aanwijzingen. De inkeer moet wel tijdig plaatsvinden, namelijk:
- uiterlijk twee jaar nadat de belastingplichtige een onjuiste of onvolledige aangifte heeft ingediend of een aangifte had moeten indienen; en
- voordat de belastingplichtige weet of in redelijkheid moet vermoeden dat de inspecteur bekend is of zal worden met de onjuistheid of onvolledigheid.
Brief van bank wijst op kennis van fiscus
In een zaak voor Hof Amsterdam had een vrouw op 28 oktober 2015 een inkeermelding gedaan. Zij had in de jaren 2004 tot en met 2015 haar saldi op twee Zwitserse bankrekeningen verzwegen. Het hof oordeelde echter dat inkeerregeling hier niet was toe te passen. De Zwitserse bank had haar cliënten namelijk op 16 september 2015 een brief gestuurd. Daarin was vermeld dat de Nederlandse Belastingdienst informatie had gevraagd over de rekeninghouders. De vrouw had dus moeten weten dat de inspecteur bekend zou worden met de verzwegen inkomsten. Zij stelde pas in de beroepsfase dat zij de desbetreffende brief niet had ontvangen. Het hof meende dat de vrouw de ontvangst van de brief eerder had betwist als zij deze brief echt niet had ontvangen.
Late inkeer
Inkeren is ook mogelijk na het verstrijken van de tweejaarstermijn, maar dan kan de inspecteur wel een vergrijpboete opleggen. De inkeer is dan wel een reden om de boete te matigen. Inkeren is echter niet mogelijk als de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de fiscus bekend is of zal worden met het vergrijp.
Uitsluiting van inkeerregeling
Sinds 1 januari 2020 is het niet mogelijk om gebruik te maken van de inkeerregeling voor zover het indienen van de onjuiste of onvolledige aangifte of het verstrekken van onjuiste informatie ziet op:
- inkomen uit aanmerkelijk belang; of
- het inkomen uit box 3. Voor wat inkomen uit sparen en beleggen dat in het buitenland is opgekomen, gold de uitsluiting van de inkeerregeling al vanaf 1 januari 2018.
Geef een reactie