De inspecteur die een bv verdenkt van het opzetten van een constructie om een pand te verkopen zonder heffing van overdrachtsbelasting moet de toepassing van fraus legis aannemelijk maken.
Een bv die bijvoorbeeld de overdracht van een bedrijfsonroerende zaak in de vorm van een aandelentransactie giet om te besparen op overdrachtsbelasting kan tegen een naheffingsaanslag en een boete aanlopen. De inspecteur kan in zo’n geval stellen dat door het verrichten van bepaalde rechtshandelingen de belasting die zonder die handeling(en) zou zijn geheven, geheel of gedeeltelijk niet kan worden geheven. Dit kan bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat alle activa en passiva, met uitzondering van een onroerende zaak, uit een bv worden gehaald. Vervolgens worden de aandelen in deze leeggemaakte bv overgedragen.
Overdrachtbelasting kan dan verschuldigd zijn, als de verkrijger betrokken was bij de rechtshandelingen en daarbij voldoende belang heeft. Mocht het zo zijn dat de verkrijger alleen betrokken was bij het sluiten van de overeenkomst en de levering van de akte, dan is hij geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Er is dan immers geen sprake van fraus legis. Het doet volgens de rechter overigens niet toe of de rechtshandelingen van de verkoper ertoe leiden dat de verkrijger een pand krijgt zonder heffing van overdrachtsbelasting. Wel is het mogelijk dat de bezittingen van de verkopende bv wijzigen door rechtshandelingen die meteen na het passeren van de akte zijn verricht. Maar als de rechtshandelingen uitsluitend bedoeld zijn voor de afwikkeling van de onderlinge vorderingen en schulden, zijn ze niet van belang voor de heffing van overdrachtsbelasting.
Wet: artikel 4 WBR
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 15 februari 2012 (gepubliceerd 14 februari 2012), LJN: BV3266
Geef een reactie