Als een kentekenhouder de verschuldigde BPM voldoet, kan een ander in beginsel niet in bezwaar of beroep gaan tegen deze BPM. Zelfs niet degene die de BPM-aangifte heeft ingediend.
Een importeur van auto’s meende dat hij wel een bezwaarschrift kon indienen tegen de BPM die de kentekenhouder had betaald. Deze importeur had de BPM-aangifte gedaan namens deze kentekenhouder. De kentekenhouder had de importeur niet gemachtigd om namens hem een bezwaar- en beroepsprocedure te starten. De inspecteur wees het bezwaarschrift van de importeur daarom af. De importeur ging in beroep. Daarbij verwees hij naar een arrest van de Hoge Raad (29 augustus 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6929). Uit dit arrest blijkt dat ook de (toekomstige) kentekenhouder een bezwaarschrift kan indienen tegen de BPM die een derde heeft voldaan. Dit arrest geeft de derde die de BPM-aangifte doet echter geen zelfstandige bevoegdheid tot het maken van bezwaar als de kentekenhouder zelf de BPM betaalt. Zo’n derde zal volgens Hof Den Haag toch echt een machtiging moeten vragen van de kentekenhouder.
Wet: artikelen 5, eerste lid en 7, eerste lid Wet BPM 1992 en artikelen 26 en 26a AWR
Meer informatie: Hof Den Haag, 25 juli 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2526
Geef een reactie