Het besluit van de inspecteur om een beschikking voor uitbreiding van de fiscale eenheid voor de btw niet af te geven, is niet voor bezwaar vatbaar. De inspecteur had het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.
In oktober 2014 verzocht een vennootschap de belastinginspecteur om uitbreiding van haar fiscale eenheid voor de btw (fe) met een stichting. De inspecteur wees dit verzoek af omdat naar zijn mening niet was voldaan aan de verwevenheidseisen die de Wet OB stelt. Het bezwaar dat bv daartegen maakte verklaarde de inspecteur ongegrond, waarop de bv naar de rechter stapte. Rechtbank Den Haag oordeelde dat op grond van de tekst van de wet alleen bezwaar gemaakt kan worden als de inspecteur bij de beschikking daadwerkelijk twee of meer ondernemers aanmerkt als één ondernemer. Daarvan is geen sprake als de inspecteur slechts meedeelt dat hij het verzoek om uitbreiding niet inwilligt. Dat is ook in overeenstemming met het niet constitutieve karakter van de beschikking. Als belastingplichtigen voldoen aan de materiële voorwaarden voor een fe, ontstaat die fe van rechtswege en is formalisering met een beschikking van de inspecteur niet nodig. Omdat het besluit van de inspecteur in dit geval niet een voor bezwaar vatbare beschikking was, had hij het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank verklaarde het bezwaar daarom niet-ontvankelijk en bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op het bezwaar.
Wet: artikel 7, lid 4 Wet OB, artikel 26 lid 1 AWR, artikel 7:1 en 8:1 Awb
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 10 november 2016 (gepubliceerd 28 november 2016), ECLI:NL:RBDHA:2016:13850
Geef een reactie