Als een werknemer het voordeel van een ter beschikking gestelde auto niet in verband met zijn dienstbetrekking geniet, kan de werkgever de bijtelling in de loonheffingssfeer achterwege laten. Tot dit oordeel kwam Hof Arnhem-Leeuwarden.
Een aardappelschilbedrijf kreeg een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd wegens privégebruik van een auto door een werknemer. De werknemer in kwestie hield aandelen in een grootmoedervennootschap van dat aardappelschilbedrijf. In 2005 verkocht de moedervennootschap de aandelen van het aardappelschilbedrijf aan een onafhankelijke derde. De aandeelhouder bleef wel in dienst. In 2007 schafte de (voormalige) grootmoedervennootschap een Lexus aan, die zij op grond van privéoverwegingen ter beschikking stelde aan haar aandeelhouder. In 2008 kreeg de voormalige moedervennootschap weer alle aandelen in het aardappelschilbedrijf in handen. Volgens de fiscus had vanaf dat moment een bijtelling moeten plaatsvinden. Rechtbank Noord-Nederland stelde de fiscus in het gelijk. Maar Hof Arnhem-Leeuwarden was het met het aardappelschilbedrijf eens en verwees daarbij naar een arrest waarin de Hoge Raad het volgende besliste. Als een werknemer in verband met zijn dienstbetrekking een voordeel geniet van een ander dan de werkgever, is alleen sprake van loon als het voordeel wordt verstrekt in opdracht en voor rekening van die werkgever, of – als dit binnen concern gebeurt – met medeweten van de werkgever. Volgens het hof genoot de werknemer het voordeel niet in verband met zijn dienstbetrekking. Bovendien was de auto niet met medeweten van het aardappelschilbedrijf ter beschikking gesteld. Er hoefde daarom geen bijtelling plaats te vinden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de staatssecretaris zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 13bis Wet LB
Meer informatie: Hoge Raad, 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1469
Geef een reactie