Bij de WOZ-waardering kan men de kapitalisatiefactor vaststellen aan de hand van de bottom-up methode. Deze methode is echter niet toegestaan als er genoeg marktgegevens beschikbaar zijn.
Heffingsambtenaren kunnen niet-woningen waarderen door middel van een kapitalisatiemethode. Deze methode kent enkele varianten, waaronder de zogeheten bottom-up methode, die ook is opgenomen in de Landelijke set taxatiewijzers voor waardepeildatum 1 januari 2014, deel 3. Bij deze methode wordt de bruto kapitalisatiefactor berekend vanuit het netto aanvangsrendement, de exploitatiekosten en de kosten voor koper. In een zaak voor Rechtbank Oost-Brabant bepleitte een bv deze methode. Zij bezat diverse bedrijfsobjecten in een bedrijfsverzamelgebouw. De rechtbank wees de door de bv voorgestelde methode af, evenals de stelling dat de objecten in hun totaal moesten worden gewaardeerd. Het ging hier om onroerende zaken die volgens de WOZ afgebakend waren. Verder beschikte de heffingsambtenaar over voldoende marktgegevens. Het hanteren van marktgegevens geniet de voorkeur boven toepassing van de bottom-up methode. De heffingsambtenaar was in de beroepsfase al tot een lagere waardering gekomen, maar hoefde deze niet verder te verminderen.
Wet: artikel 20, tweede lid Wet WOZ
Regeling: artikel 4, eerste lid, onderdeel b Uitv.reg. instructie waardebepaling Wet WOZ
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant, 9 april 2015 (gepubliceerd 17 april 2014), ECLI:NL:RBOBR:2015:2029
Geef een reactie