Het Europese Hof van Justitie oordeelt dat een Duitse belastingconsulent die de clientèle uit zijn oude vennootschap gratis ter beschikking stelde aan zijn nieuwe praktijk, geen recht had op aftrek van de btw die hij betaalde bij de verkrijging van de clientèle. Hierbij was van belang dat hij de clientèle niet inbracht in het vermogen van zijn nieuw opgerichte vennootschap.
Het ging in deze zaak om de Duitse belastingconsulent Malburg die tot en met 31 december 1994 60% van de aandelen hield in een Duitse vennootschap. Op 31 december 1994 werd deze vennootschap ontbonden, waarbij elke vennoot een deel van de clientèle overnam. Op diezelfde dag richtte Malburg een nieuwe vennootschap op, waarin hij een deelneming van 95% bezat. Zijn oude clientèle stelde hij kosteloos voor bedrijfsgebruik ter beschikking aan zijn nieuwe vennootschap. De Duitse fiscus legde naar aanleiding van de verdeling van de activa en de overdracht van clientèle een naheffingsaanslag btw op. Ruim een jaar later stuurde de vroegere vennootschap aan Malburg een factuur van ruim 1,5 miljoen euro voor de verdeling van de activa op 31 december 1994. In geschil was of Malburg de btw die hem in rekening was gebracht voor de verwerving van de clientèle in aftrek mocht brengen. Het Europese Hof van Justitie weigerde aftrek. Belangrijk daarbij was dat (een deel van) de clientèle werd verworven met als enig doel de clientèle onmiddellijk daarop om niet voor bedrijfsgebruik ter beschikking te stellen van de nieuw opgerichte vennootschap. Bovendien werd deze clientèle niet ingebracht in het vermogen van de nieuw opgerichte vennootschap.
Meer informatie: Europese Hof van Justitie, 13 maart 2014, C-204/13
Geef een reactie