Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de crisisheffing in strijd is met de wet voor zover deze betrekking heeft op een incidentele loonbetaling vóór 26 april 2012. In dat geval komt namelijk het voorzienbaarheidsbeginsel in het gedrang.
De pseudo-eindheffing hoge lonen, ook bekend onder de naam crisisheffing, is een impopulaire maatregel die wel rechtsgeldig leek te zijn (zie ook: ‘Crisisheffing niet in strijd met de wet’). De uitspraak van Rechtbank Noord-Holland lijkt een zwakke plek in de systematiek van de crisisheffing te hebben gevonden. In de desbetreffende zaak had een bv in 2012 in totaal ruim € 1 miljoen aan loonbedragen betaald aan haar dga. Van dit bedrag was € 612.155 een bonus over 2011. Deze bonus was in februari 2012 uitbetaald, dus ruim vóór het Begrotingsakkoord 2013 van 26 april 2012. In het Begrotingsakkoord 2013 werd voor het eerst een aanwijzing gegeven dat de wetgever een vorm van crisisheffing zou invoeren. De bv had daarom bij het uitkeren van de bonus op geen enkele wijze rekening kunnen houden met de crisisheffing over deze bonus. De rechtbank oordeelde dat de crisisheffing over de incidentele bonus in strijd was met het voorzienbaarheidsbeginsel. Dit beginsel stelt dat iedere belastingplichtige met een minimaal niveau van voorzienbaarheid het belastingstelsel moet kunnen bepalen dat op hem zal worden toegepast. De bv mocht daarom van de rechtbank het ingehouden bedrag aan pseudo-eindheffing over de bonus terugvorderen van de Belastingdienst. Overigens zijn de partijen inmiddels overeengekomen deze proefprocedure voor te leggen aan de Hoge Raad. Deze zal wellicht nog prejudiciële vragen willen stellen aan het Hof van Justitie van de EU. Dit verhaal is dus nog lang niet afgelopen.
Wet: artikel 32bd LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 4 december 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:11461
Geef een reactie