Als een uitspraak wél tijdig naar de belanghebbende is verzonden, maar niet tijdig naar diens gemachtigde is verstuurd, is er geen sprake van het niet-tijdig nemen van een besluit, zodat er geen recht op een dwangsom bestaat. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
In de betreffende zaak tekende een belanghebbende bezwaar aan tegen een aanslag IB. De uitspraak op het bezwaar werd door de inspecteur binnen de wettelijke termijn verzonden naar de belanghebbende. Deze stelde de inspecteur in gebreke wegens het niet-doen van uitspraak op bezwaar, gezien het feit dat de uitspraak niet naar de gemachtigde van de belanghebbende was verzonden. De inspecteur zond de uitspraak alsnog naar de gemachtigde, maar deed dit te laat, waarna de belanghebbende in beroep ging wegens het niet-tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Hierbij vroeg hij om de toekenning van een dwangsom. Zowel Rechtbank Den Haag als Hof Den Haag oordeelde dat er in dit geval geen sprake was van het niet-tijdig nemen van een besluit. Dit betekende dat het beroep niet-ontvankelijk was en er geen recht bestond op een dwangsom. De Hoge Raad kwam tot hetzelfde oordeel. De uitspraak was tijdig genomen én op tijd verzonden naar de belanghebbende, die hierdoor tijdig kennis had kunnen nemen van de uitspraak van de inspecteur. Dat de uitspraak niet op tijd naar de gemachtigde was verzonden, deed hier niets aan af.
Meer informatie: Hoge Raad, 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:969
Geef een reactie