Wie de voorbelasting over uitgaven van zijn onderneming wil aftrekken moet btw-ondernemer zijn, hij moet de aangeschafte goederen en diensten gebruiken voor btw belaste activiteiten en hij moet in staat zijn correcte facturen te overleggen. Dat men deze laatste eis niet moet onderschatten blijkt uit de volgende zaak bij Hof Leeuwaarden.
Het ging in deze zaak om een man die zich bezighield met de ontwikkeling en facilitering van applicatiesoftware, aanleg en onderhoud van netwerken en objectontwikkeling. Tussen 2006 en 2008 had hij verschillende bedragen als voorbelasting in aftrek gebracht, terwijl hij in 2007 en 2008 geen bedrijfsactiviteiten had verricht. In 2009 is de man zelfs een dienstbetrekking aangegaan. De inspecteur besloot daarom een onderzoek in te stellen bij de man. Tijdens dit onderzoek verzocht de inspecteur onder meer om de facturen waarover btw als voorbelasting in aftrek was gebracht. De man kon noch de facturen, noch andere bescheiden overleggen om deze btw-aftrek te rechtvaardigen. De facturen waren volgens de man zoekgeraakt tijdens een verbouwing. Nu de man niet aan zijn administratieplicht had voldaan en voor de jaren 2007 en 2008 niet als btw-ondernemer kon worden aangemerkt, bestond ook geen recht op btw-aftrek. Het hof oordeelde dan ook dat de inspecteur terecht btw-naheffingsaanslagen had opgelegd aan de man voor de ten onrechte teruggevraagde btw. Vanaf 1 januari 2013 gelden overigens extra btw-regels voor de factuuradministratie. Zie in dit kader het bericht ‘Factuurvereisten voor de BTW’.
Wet: artikel 15 Wet OB 1968 en artikel 52 AWR
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 23 oktober 2012 (gepubliceerd 25 oktober 2012), LJN: BY1211
Geef een reactie