Het kan gebeuren dat de Belastingdienst een reserve of voorziening wil corrigeren met toepassing van de foutenleer. Maar soms verhindert de eis van de balanscontinuïteit een beroep op de foutenleer. De fiscus kan dan hoogstens proberen de correctie gedeeltelijk te laten plaatsvinden via de verliesverrekening, zoals het geval was in de volgende zaak.
Een bv had in 2005 de economische eigendom van twee stukken bouwgrond, die deels een voormalig perceel overlapten, verkocht aan haar aandeelhouders. Het voormalige perceel was verontreinigd, zodat de bv een milieuvoorziening had gevormd. In verband met de verkoop van de twee percelen had de bv een herinvesteringsreserve gevormd. De inspecteur besloot in 2010 deze reserve te laten vrijvallen in het jaar 2006. Ook stond hij de vorming van de milieuvoorziening niet toe. Maar uiteindelijk moest de Belastingdienst de aanslag over 2006 vernietigen omdat deze te laat was opgelegd. Daarop besloot de fiscus in de aanslag over 2007 de herinvesteringsreserve en de milieuvoorziening te laten vrijvallen. De inspecteur deed daartoe een beroep op de foutenleer.
Verliesverrekening
Hof Amsterdam stond echter deze manier van handelen door de Belastingdienst niet toe. Het hof oordeelde dat de vrijval van de passiefposten had plaatsgevonden in 2006. De fiscus mocht de foutenleer niet toepassen omdat de passiefposten per 31 december 2006 niet meer bestonden. Toepassing van de foutenleer zou in zo’n geval in strijd zijn met de balanscontinuïteit. De Belastingdienst mocht wel een deel van de herinvesteringsreserve en de milieuvoorziening laten vrijvallen via de verliesverrekening. Dit leidde ertoe dat het verlies van de bv over 2006, dat eerder was vastgesteld op bijna € 260.000, werd gesteld op nihil.
Wet: artikel 3.54 Wet IB 2001 en artikel 8, eerste lid wet Vpb 1969
Meer informatie: Hof Amsterdam, 17 april 2014 (gepubliceerd 13 augustus 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:3030
Geef een reactie