Als de Belastingdienst in een beroepsprocedure tegen een informatiebeschikking niet alle stukken overlegt, maar de rechter toch de gegrondheid van deze beschikking kan beoordelen, hoeft hij aan het niet-overleggen van alle stukken geen gevolgen te verbinden. Tot dit oordeel komt de Hoge Raad.
Deze zaak ging om een geschil over een informatiebeschikking. Tijdens de beroepsprocedure had de Belastingdienst stukken overlegd aan de geheimhoudingskamer van het Hof Den Bosch en een beroep gedaan om deze stukken geheim te houden. De geheimhoudingskamer verklaarde dit beroep voor een deel gegrond. Toch verstrekte de inspecteur aan het hof niet alle stukken die hij moest overleggen op grond van de uitspraak van de geheimhoudingskamer. Het hof kon uit de wel overlegde stukken zelfs geen begin van een bewijs halen dat de inspecteur zijn bevoegdheid om informatie op te vragen had misbruikt. Daarom oordeelde het hof dat de informatiebeschikking terecht was opgelegd. Zie ook: ‘Fiscus heeft recht op relevante kopieën’.
Geen belemmering van verdediging
De man gaat in hoger beroep . hij stelt dat het hof de inspecteur in ieder geval had moeten opdragen om stukken die door een kopieerfout niet waren overlegd alsnog in te brengen. Ten tweede vond de man het onbegrijpelijk dat het hof toestond dat de fiscus opzettelijk stukken niet had overlegd. De Hoge Raad wijst erop dat het hof heeft vastgesteld in welk opzicht de vragen van de informatiebeschikking van belang waren voor de belastingheffing van de man. Daaruit blijkt al dat volgens het hof de man niet is belemmerd in zijn mogelijkheden om de gegrondheid van de informatiebeschikking te bestrijden. Het hof heeft ook de gegrondheid van de informatiebeschikking gewoon kunnen onderzoeken. Omdat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is, verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de man ongegrond.
Wet: art. 47 AWR en art. 8:29, 8:31 en 8:42 Awb
Meer informatie: Hoge Raad 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1785
Geef een reactie